Hulde aan alle oppasoma’s en -opa’s

Wij hebben zes kleinkinderen onder de zes jaar, en vandaag hebben we er vijf onder onze hoede. Dat is best veel ja. Er stonden er al drie genoteerd in onze agenda, en toen appte Schoondochter of haar twee dochters ook bij ons konden, want hun oppas kon niet. En dan zeg je geen nee, je wilt je kinderen toch altijd vooruit helpen. We hadden wel zo’n vermoeden dat het best druk zou worden. En inderdaad. Wij hebben een goed ontwikkelde vooruitziende blik.

’s Ochtends werden van de ene Zoon de twee zusjes van één en drie gedropt, en van andere Zoon de baby van bijna tien maanden. Haar beide zusjes waren respectievelijk naar de peuterspeelzaal en school; die zouden we ‘s middags gaan oppikken in Uden.

De peuter begint met de mededeling dat ze honger heeft. Ik verdenk onze kinderen ervan dat ze hun kroost expres niks te eten geven als ze naar ons komen, want om de een of andere onverklaarbare reden hebben ze ALTIJD honger. “Naan!” roept de dreumes, terwijl ze naar de fruitschaal wijst. Ik deel bananen uit. De baby speelt op de grond in de speelkamer, maar zet het iedere keer op een huilen als ik uit haar blikveld verdwijn. Eenkennig weet ik, ze heeft er de leeftijd voor. En dan krijgt ze ook nog eens drie tanden tegelijk. Je zou maar baby zijn.

Na een uurtje gaat de baby naar bed, want dat moet met de dreumes precies goed georganiseerd worden, want die moet ook slapen. In hetzelfde bed, en twee tegelijk lijkt me niet echt heel handig. De baby slaapt gelukkig meteen en is mooi een poosje stil. We eten boterbammetjes met de andere twee. De kleinste krijgt een driftbui. Komt omdat ze nog niet alles kan zeggen, en bedacht heeft dat als ze iets wil, ze dat dan duidelijk kan maken door een driftbui te krijgen. Maar zo werkt het helaas niet. “Niet boos worden,” leg ik haar geduldig uit. “Je kunt gewoon ‘ja’ of ‘nee’ zeggen.” En dan stel ik haar wat vragen om erachter te komen wat ze wil, tot ze gewoon ‘ja’ zegt. Want dat kan ze heus wel. Het kost alleen wat tijd en aandacht van beide partijen.

Als de baby weer wakker is breng ik de dreumes naar boven. De baby krijgt een flesje met borstvoeding, ik stop het flesje in haar mond en ze begint te drinken. Dat is fijn, want een dag eerder weigerde ze hier de fles pertinent. Ik overhandig baby met fles aan Man, maar baby vindt dat geen goed plan. Ze begint te huilen en slaat de fles weg. Ik neem haar over en meteen begint ze weer tevreden te drinken. Tfoe. Die periode gaat niet heel lang duren denk ik, want al onze kleinkinderen zijn helemaal idolaat van opa. Maar echt. Ik hang er maar zo’n beetje bij. Maar nog niet voor dit kleintje, dus laat die eenkennigheid nog maar even duren. Vindt deze oma helemaal niet erg.

Wat ook niet echt helpt vandaag, is dat Man ziek is. Die ligt op de bank. Ik moet er ook nog met Hond uit, voordat ik de twee anderen ga ophalen in Uden. Dus Man moet zich toch met enige regelmaat bezighouden met de kids. Ik zet de baby en de peuter met een aantal boekjes bij opa en ga er met de Hond uit. “Ik wil mee,” zegt de peuter. Maar ik wil vooral graag snél een rondje doen, en dat gaat met de peuter erbij niet lukken, weet ik uit ervaring. Ik krijg een wijze inval. “Je mag kiezen,” zeg ik. “Óf je mag mee wandelen, óf je mag je twee nichtjes mee ophalen.” Uiteraard wil ze de nichtjes mee ophalen. Ik had net zo goed manipulator kunnen worden van beroep.

Als ik terugkom is het tijd om de andere twee kleindochters in Uden op te halen. De ene op school, en dan door naar hun huis om de peuter op te halen. Die staat al klaar met haar jasje aan. Schoondochter werkt thuis, en heeft haar zelf opgehaald op de peuterspeelzaal. Ik laad alle drie de meiden in en we rijden terug naar ons huis.

Ze hebben honger. Ik zet ze aan tafel met een watertje, paaskoekje en een bakje nibbits. De dreumes is intussen wakker, ik geef de baby nog een boterhammetje en dan ruilen we de plek in het bedje weer. Baby erin, dreumes eruit. De baby wil niet echt slapen. Ze doet een klein hazeslaapje en laat zich dan weer horen. Ik haal haar uit bedje. De kleinkinderen vermaken zich met opa, want ziek of niet; hij blijft een dankbaar onderwerp om op te duiken, te springen en te rollebollen. Dat opa hoofdpijn en buikpijn heeft doet verder helemaal niet ter zake.

We printen kleurplaten en gaan gezellig zitten kleuren. Ik moet de baby weer wat te eten geven. De dames gaan met de poppen spelen. De poppen die de ene peuter al in het stapelbedje had gelegd, worden er door haar zus vakkundig weer uitgekieperd om plaats te maken voor andere. Dat valt niet in goede aarde. Ik krijg visioenen van ingeslagen schedels of ander zwaar ongerief, zó hard wordt er gegild. De oudste peuter pakt intussen de rol van mediator. Ze rent van de een naar de ander om de twee kemphanen tot inkeer te brengen. Er wordt gegild, gehuild en geslagen, en dus grijp ik maar in en probeer het van beide kanten te bezien. Er wordt nog wat nagemopperd, maar dan hervatten ze hun spel.

Er moeten dekens komen, want er moeten hutten gebouwd onder tafels. Gelukkig heb ik veel dekens. Ze kruipen met zijn drieën in een veel te kleine hut. De dreumes sjouwt intussen op haar gemakje door het huis en smeert snot in de gordijnen. De baby vindt alles prima, zolang ik maar in de buurt blijf. Het wordt half zes en de meute wordt weer opgehaald. Kleren, sokken, schoenen, tassen en jassen worden verzameld. Ik zwaai hen uit. Man neemt nog twee paracetamollen. Hond slaakt een héél diepe zucht. Geen idee waarom.

Ik ruim de hutten op, raap speelgoed van de vloer, doe de vaat en berg alle rondslingerende spullen weer op. Er zit banaan op de vloer in de kamer. En er liggen kruimels. En stukjes brood. De schuifpui is tot halverwege niet meer doorzichtig, maar griebelgrauw van plakhandjes en snot. Ik vind soepstengels in een bureaula. Ik wil alleen nog maar op de bank. Waar Man al ligt. Ik heb er vandaag een heel drukke werkdag op zitten. Zonder de qualitytime die ik zo graag aan mijn kleinkinderen geef. Maar ik hoop dat ze dat zelf niet zo ervaren. Dat ze het ook heel leuk vinden om als nichtjes bij elkaar te zijn. Bij opa en oma. En dat ze niet in de gaten hebben dat hun oma net zo goed politieagent had kunnen worden. Of regelnicht.

Eén dag later. Ik stofzuig, dweil de vloer, poets vingerafdrukken van deuren en maak de schuifpui schoon. Ik poets de wc’s, want er wordt op zo’n dag volop geplast en gepoept en met Heel Veel zeep en water geknoeid. Het duurt een halve dag voordat ik mijn huis weer terugveroverd heb.

Wie zegt dat de rol van oppasopa en -oma een makkelijke was heeft het niet helemaal goed begrepen vrees ik. Het is kei- en keihard werken. Zeker als je een aantal kinderen tegelijk hebt. Het is verzorgen, opvoeden, er voor ze zijn, actief meedoen, spelletjes doen en puzzelen, kleien en verven, rennen en sjouwen, regelen en bedenken en continu aan staan.

Dus voor alle oppasoma’s en opa’s: diep Respect. Dat mag weleens gezegd worden. Want opa en oma zijn is méér dan alleen maar mooi en makkelijk. Veel en veel meer. Kijk maar bij de scholen: hoeveel opa’s en oma’s staan daar paraat om hun kleinkinderen op te vangen? Zonder deze hulptroepen zouden veel ouders met de handen in het haar zitten. Of zouden ze kapitalen kwijt zijn aan ingehuurde oppas of opvang. Hulde aan jullie allemaal. Aan ons, de reddende Engelen voor veel jonge ouders. En dat dat een serieuze en soms ook best wel zware taak is, mag óók hardop gezegd worden. Want we doen het toch maar mooi. Met liefde. Heel veel liefde. Want opa en oma wórd je niet; opa en oma bén je, tot in elk vezeltje van je lijf. En dát precies maakt onze rol zo speciaal, mooi en bijzonder.

En nu eten. Want honger. Zou het dan toch in de genen zitten?