Bouwput

Nou dacht ik altijd dat wij in een dorp woonden dat gewoon af is. Met wegen, trottoirs en waterleiding onder de grond, dat soort elementaire dingen. Een dorp waar je gewoon de weg op kunt, zeg maar. Maar dat is dus niet waar. Want wij wonen in een bouwput. Al ruim een jaar, en het eind is nog lang niet in zicht.

Het begon allemaal vorig jaar in het begin van het jaar. De hoofdweg –die dwars door het héle dorp loopt- moest op de schop. Het moest allemaal wat vriendelijker en ruimer worden, en er moest ruimte komen voor mensen om zélf na te denken, dus vooral niet teveel opgelegde richtingen en aanwijzingen. Zo kwam er een zebrapad dat eigenlijk geen zebrapad was maar wel heel veel leek op een zebrapad. De meeste gebruikers snapten daar niet zoveel van, wat ik dan weer wél heel goed snap. Toen alles na máánden ongemak en omleidingen eindelijk klaar was, moest dat zebrapad weer opengebroken worden en werd er een gewóón zebrapad gemaakt. Zo eentje die wij met zijn allen gewoon wél snappen; waar de auto’s moeten stoppen en de voetgangers voorrang hebben. Maar er ging een diepe zucht van opluchting door het hele dorp toen eindelijk alle bouwperikelen achter de rug waren en we weer gewoon door ons dorp konden lopen, fietsen of autorijden. Poeh poeh, wat een verademing. Klaar. Dachten we.

Niks was minder waar. Want niet veel later werd ineens de weg aan de andere kant van het dorp opengebroken. Mijn kant, zeg maar. Navraag leerde me dat er een fietsstraat ging komen. Van Noord naar Zuid. Die werkzaamheden leken op een bepaald moment bijna een soap te worden. Steeds als ik het dorp in- of uitwilde stuitte ik op rood-witte afzethekken en verbodsborden. Maar het gekke was: dat wisselde per dag en de borden klopten niet altijd. Dus soms kon je er tóch door terwijl er een bord stond. De dag erna kon het zomaar zijn dat je er ineens niet meer door kon. Dat gaf rare taferelen. Vooral veel auto’s die moesten keren. Soms kon ik mijn huis bijna niet meer bereiken. Dan kwam ik uit richting noorden en moest het hele dorp door om weer terug aan de noordkant in mijn eigen straat uit te kunnen komen. Nou snap ik dat de aanleg van zo’n fietsstraat voor overlast en ongemak zorgt. Wat ik niét snap is dat in dezelfde periode het héle dorp overhoop gehaald werd. Was ik ein-de-lijk mijn wijk uit, kon ik richting Uden niet meer verder omdat ook daar de weg openlag. Niet vanwege de fietsstraat, maar vanwege waterleidingen. Huh?

Precies. Juist nu moeten ook alle waterleidingen overal worden vervangen. Dus als je eindelijk met veel omzwervingen denkt het dorp in- of uit te kunnen sta je ineens weer voor een opengebroken weg en moet je weer terug, of om of gewoon uit pure wanhoop maar weer naar huis.

Ik hoop dat we binnen niet al te lange tijd weer gewoon wegen hebben. Verharde wegen. Zonder vrachtwagens en groot materieel die de doorgang volledig blokkeren. In feite begin ik een beetje een hekel te krijgen aan die roodwitte hekken. En zo’n rond wit verbodsbord met rode rand kan ik al helemáál niet meer zien. Nog heel even en ik sta niet meer voor mezelf in. Dan hobbel ik met fiets en al gewoon dwars over die zandbulten. Maar het allermeest hoop ik nog dat er na al deze toestanden niet nog weer iets nieuws wordt bedacht rondom onze wegen. Rotondes of zo. Of verkeerslichten. Feit is wel dat er hier in de buurt nog een fietstunnel moet komen. Helluppp!