De grote wereld

Nou dacht ik een kindvriendelijk, veilig huis te hebben waarin we met Kleindochter onbezorgd onder één dak kunnen zijn, maar nee. Want nu heeft Kleindochter besloten in rap tempo alweer de volgende fase in te gaan: die van de deurklinken. Dat klinkt alsof het niet veel voorstelt, maar niets is minder waar. Afgelopen dinsdag had ik Kleindochter weer een dagje onder mijn vleugels. Ze ontwikkelt zich razendsnel, praat in halve zinnen en is zich vooral bewust van de macht van het woord, meer specifieker van het woord ‘nee’. Als het uit haar eigen mond komt dan hè, niet als ik of iemand anders het zegt, want dan vindt ze dat woord alleen maar lastig en irritant. De stelling ‘Ik ben twee en ik zeg nee’ is haar op het lijf geschreven. Maar nu dus die klinken. Dochter en ik zitten samen gezellig te kleuren, ik eigenlijk alleen maar op haar bevel. Zodra ze binnenkomt zet ze zich aan het speeltafeltje, verzamelt de kleurpotloden en kleurplaten en dirigeert mij naar mijn plek naast haar. En zo zitten we dus samen gezellig te kleuren. Ik word helemaal zen van mijn sneeuwwitje, de paddenstoelen en kabouters en vraag me af waarom er kleurboeken voor volwassenen zijn terwijl sneeuwwitje echt net zo goed werkt. Maar goed. We zitten dus te kleuren. En dan begint Kleindochter te ridderen met haar pop. Pop moet slapen in het poppenbed. Terwijl ik braaf verder kleur is Kleindochter druk in de weer. “Pop sjape,” fluistert ze, terwijl ze Pop met één been in de nek in het bed propt en liefdevol toedekt met een dekentje tot over haar ogen. Maar Pop ligt nog niet of Pop moet er alweer uit. “Pop eten,” beslist Kleindochter resoluut. “Pop fesje”. Pop krijgt een flesje aan haar lippen gezet terwijl Kleindochter de drinkgeluidjes erbij maakt. En hup, Pop gaat terug in bed. En er weer uit. En dan ineens neemt Kleindochter Pop onder haar arm en struint ermee weg. Ik hoor de keukendeur opengaan. Die zat toch echt gewoon dicht. En ik weet meteen: dit wordt lastig. Ik hoor ook de tussendeur naar de garage opengaan. Ik ga dus maar eens achter haar aan. “Néé oma!” roept Kleindochter verontwaardigd als ik mijn hoofd om de deur steek. Pop ligt in de wasmand. Te sjape. Maar omdat Pop toch weer moet eten, neemt Kleindochter de pop weer mee naar de speelhoek. Ze sjouwt alvast een krukje naar de deur, om de toegang nog net wat makkelijker te maken. Onder streng toezicht van Kleindochter pak ik mijn kleurwerk weer op.  Kleindochter stopt pop in het bed, haalt haar er weer uit en vertrekt naar de kamer. Ik hoor de deur van de gang opengaan. Ja hoor, je kon erop wachten. Ik ga achter haar aan. Kleindochter is al halverwege de trap. Want Pop moet gewoon in het grote logeerbed boven. En Kleindochter vindt het maar helemaal niks dat ik daar nu alwéér opduik. Ze draait zich om met een “Oma, nééé!” en wuift me weg. Ik blijf gewoon staan. Dat is helemaal niet de bedoeling van peuterlief. Ze fronst haar voorhoofd en roept nu heel hard –alsof ik doof ben-: “Neeee oma!” Echt lastig ook, zo’n oma die niks snapt, je hoort het haar denken. Dan besluit ik om maar net te doen alsof ik een volwassene voor me heb, want in discussie gaan gaat hier niet helpen. “Ik blijf hier gewoon staan hoor,” zeg ik kalm. “Want ik vind dat echt te gevaarlijk, ik wil niet dat je naar beneden valt. Maar ik snap wel dat jij dat niet leuk vindt hoor, ik snap wel dat je liever hebt dat ik gewoon blijf kleuren. Maar ja. Ik heb de verantwoordelijkheid over jou en dus let ik op je en blijf ik hier gewoon wachten.” Kleindochter kijkt me fronsend aan, maar besluit dan toch maar te berusten in mijn aanwezigheid onder aan die trap. Als ze boven is ga ik kijken, en zie hoe ze Pop in het grote bed legt en er zelf naast gaat liggen. Oogjes dicht en sjape. Ik moet erom lachen, en ook Kleindochter lacht vrolijk mee. Gelukkig is Pop ook hier weer meteen klaar met sjape, en samen gaan we naar beneden. Ik eerst, Kleindochter erachteraan. Ik doe de deur dicht, maar realiseer me dat dat niet meer helpt. Eerst was er de box, daarna de kinderstoel, toen de kamers met dichte deuren. Nog even en ze klimt uit haar ledikant. Gelukkig hebben we een traphekje. En een camera om haar in de gaten te houden. Ik weet alleen nog niet hoe het moet als ze ook nog ooit alleen naar buiten wil, de straat op. Onze eigen kinderen mochten dan tot het pleintje en ik hield ze van huis uit in de gaten. Met Kleindochter gaat dat vast heel anders. Want ik schiet nu al in de rooie vlekken bij het idee dat ze ooit, als ze wat groter is, op straat is zonder toezicht. Dat gaat nog héél lang niet gebeuren. Een jaartje of zestien niet schat ik zo in. Kleindochter gaat vast nog heel vaak haar oma wegwuiven met een ‘Oma, néééé!” Maar sommige oma’s zijn nog hardnekkiger dan de meest lastige parasiet; die laten niet los. Sorry Kleindochter, ik ben er zo eentje.