Het Wilde Westen (2)

Voordat ik het ga hebben over de prachtige Nationale Parken die we hebben gezien, eerst nog wat meer algemene dingen die me opvallen. Het vervolg op mijn lijstje in deel 1:

Amerikanen zijn heer in het verkeer. De verkeersregels wijken hier wat af van de onze. Zo heeft verkeer van rechts geen voorrang, en staan er bij elke kruising stopborden. Diegene die het eerst bij de streep stopt, mag als eerste oprijden. Dat gaat verbazingwekkend echt altijd goed. Niemand dringt zich op. En als je als eerste gaat word je niet boos of chagrijnig aangekeken, je krijgt enkel een vriendelijke glimlach. Wat een verademing, het is gewoon een feest om hier de weg op te gaan. Geen opgestoken middelvingers, geen bumperklevers, geen toeterende auto’s met chauffeurs die kijken alsof ze alle medeweggebruikers met alle liefde wel even een kopje kleiner willen maken. Je mag hier trouwens ook gewoon in eenzelfde lane blijven rijden, ook al zo handig. Amerikanen op de weg, daar kun je alleen maar van houden. En jaloers op zijn.

De wegen zijn lang. Dat de wegen lang zijn dekt niet echt de lading: ze zijn niet gewoon lang, ze zijn EXTREEM lang. Die wegen hier, dat is echt bizar. Meestentijds rijden we door oneindige landschappen, waar doorheen dan één lange rechte weg loopt. Er zijn geen zijwegen. Geen huizen. Geen parkeerplaatsen. Die hele lange weg zie je helemaal tot aan de horizon. Links en rechts kijk je ook weg tot aan de horizon, vaak omzoomd door bergen. Ook voor je liggen bergen. Die bergen bereik je eigenlijk nooit, en als je ze al bereikt, heb je het niet in de gaten, want dan is  opnieuw die eindeloze horizon met bergen. De oneindigheid van dit land, de uitgestrektheid, de enorme vlaktes… ik blijf me verbazen. Niet uit te leggen. Er is maar één woord voor: HUGE. Mijn menselijke vermogens het te omschrijven schieten hier helaas echt te kort. Gewoon niet te doen.

Je ziet hier weinig kleine, gammele of oude auto’s. De meesten zijn heel groot, heel duur en heel nieuw. Ook wij rijden in zo’n exemplaar, een fonkelnieuwe 7-persoons Chrysler. Daar passen wij met zijn tweetjes makkelijk in. En onze bagage ook, hoewel de achterbank steeds meer begint te lijken op een rijdende voorraadkast. De auto heeft heel veel technische snufjes, en voor al die functies zit ergens een knopje. Wij hebben al veel knopjes ontdekt. Na twee dagen rijden willen we de tank volgooien. Man gaat op zoek naar het knopje om de tankdop te openen. Vaak zit dat ergens aan de bestuurderskant. We vinden knopjes en hendeltjes die we nog niet ontdekt hadden, maar de benzinedop blijft zitten waar ie zit, potdicht. Man haalt het meisje van de pomp erbij.  Easypeasy, zegt ze opgewekt, die zit eigenlijk altijd wel ergens aan de bestuurderskant. Ze gaat optimistisch op zoek, maar moet na een grondige zoektocht concluderen dat ie niet te vinden is. We proberen de dop met onze handen open te maken, maar zijn bang dat we het klepje afbreken. Het meisje gaat bellen om het mysterie op te kunnen lossen, maar komt even later terug met de opmerking dat het toch echt ergens in die auto moet zitten. Intussen staan we al een half uur bij de pomp. Amerikanen zijn erg behulpzaam, en zo vormt zich al snel een groepje hulpvaardige mensen om onze auto. Ze onderzoeken onze auto, lezen de handleiding die ik zelf al drie keer heb doorgespit maar die niks zegt over benzinetankdoppen, ze wrikken aan het klepje en moeten heel hard lachen om die rare Chrysler die ze zelf hebben bedacht. En dan komt het meisje van de pomp weer naar buiten. Ze heeft goed onderzoek gedaan, en spreekt de verlossende woorden: “I think I’ve the solution.” We kijken haar daas aan. Ze haalt haar schouders op en meldt droog: “There is no button.” Er is geen knop?? Maar… hoe gaat die dop dan open? Het meisje meldt dat die dop echt handmatig open moet kunnen. Ik zet mijn vingers achter het klepje. Er gebeurt niks, geen beweging in te krijgen. Ik probeer een zijkant. En verhip, ineens gaat het klepje open! Ik schiet in een lachstuip. Heb je een auto met voor iedere functie een knop, en die tankdop, die dus meestal wél met een knop te bedienen is, moet je gewoon handmatig openwrikken. Ik kan het meisje wel om haar hals vliegen. We gooien de tank ramvol. Voor je weet maar nooit.

Kleding heeft voor de gemiddelde Amerikaan niet de eerste prioriteit. Amerikanen zien er in het echt héél anders uit dan in de series en films op tv. Mocht je naar Amerika willen, maak je dan geen zorgen over wat je aan moet. Broeken mogen lubberen en afzakken. Shirtjes mogen zes maten te groot zijn en shirt en broek hoeven qua kleur niet bij elkaar te passen. Haren hoeven niet te worden gekamd, en eigenlijk ook niet te worden geknipt. Je mag makkelijke schoenen aan, al dan niet afgetrapt. Slippers of pantoffels voldoen trouwens ook. Make-up is al helemáál niet nodig. Je mag gewoon in je oudste joggingbroek de straat op. En je hoeft ook niet op je houding te letten. Je mag sloffen, krom lopen, sjokken of waggelen. En wat ook fijn is: je hoeft je niet om je figuur te bekommeren. Je mag eten wat je wilt, ook als dat vooral véél, vet en zoet is. Ik ben niet in Amerika, ik ben in de hemel.

Amerikanen zijn vriendelijk, goedlachs en altijd in voor een praatje. We moeten de eerste chagrijnige Amerikaan nog tegenkomen. Ze willen weten waar we vandaan komen, en Holland vinden ze helemaal geweldig. Ze hebben ook echt wel kennis van ons land. Zo wonen alle Hollanders in Amsterdam. En waar Holland ligt weten ze uiteraard ook: bij Rome.

Japanners komen niet alleen maar naar de Keukenhof. Ze gaan ook naar Amerika. Japanners zie je zelden per individu of per stel. Ze zijn altijd met een groep. Een gróte groep. Meestal zijn er meerdere groepen. Die groepen bevolken hele viewpoints, waar je tussen de selfiesticks door moet proberen nog iets van het uitzicht te zien. Je herkent Japanners aan de hoedjes en petjes. Japanners zien er altijd uit om door een ringetje te halen: op en top gestyled, zowel de mannen als de vrouwen. Alle Japanse vrouwen hebben hun lippen gestift, ik denk dat dat verplicht is in Japan. En sommige vrouwen dragen gezichtsmaskers, tegen verkleuring door de zon. Zo’n masker dient nog twee doelen: a. het houdt rimpelvorming tegen, en b. het verbergt de rimpels die je eventueel al hebt. Geniaal. Snel uitzoeken waar ik zo’n masker kan scoren.

Als het aan Walmart ligt duurt de plastic soep in de oceanen nog wel even voort. Bij iedere kassa staat een carrousel met plastic tassen. De kassière stopt je boodschappen daar meteen in. Ze propt die tasjes niet vol, want hee, er zijn er toch meer dan genoeg. En dus zwiert ze de carrousel vrolijk rond en stopt je boodschappen in vier tassen terwijl het ook in één past. We zien volgestouwde karren met boodschappen verpakt in minstens vijftien plastic zakken. Per kar! Wij dragen onze boodschappen in onze armen naar de auto. Ik hou mezelf voor dat alle beetjes helpen, maar op de een of andere manier weet ik ineens niet meer zo heel zeker of die plastic berg wel minder wordt door onze ijverige plastic-scheiding thuis. Misschien meneer Walmart maar eens bellen.

De Nationale Parken zijn niet geheel zonder gevaar. Veel plekken in de Nationale Parken zijn levensgevaarlijk. Er staan soms wel hekken, maar dan blijven er nog genoeg plekken over zonder afrastering, en op de een of andere manier zijn die voor veel mensen toch nog net wat interessanter, vooral voor een foto. En dus balanceren ze op de rand van een kilometers diep ravijn, klauteren op rotsen met een steile afgrond eronder en lopen onbekommerd over paden langs een ravijn zonder iets erlangs. Of ze nemen kinderen mee. Man man, wat ben ik blij dat ik hier nooit met mijn kinderen ben geweest. Zelfs nu, als volwassen exemplaren, laat ik ze maar liever thuis. En omdat ik me zo verbaas over al die roekeloze mensen en me begin af te vragen of ik dan zo’n mieperd ben, zoek ik maar eens op hoe het zit met ongelukken in de parken hier. En schrik me te pletter. Want alleen al in de Grand Canyon storten jaarlijks 12 mensen naar beneden. Twaalf! Per jaar! En in Yosemite zijn sinds de oprichting in 1890 al 900 dodelijke slachtoffers te betreuren. Geen wonder dat ik alleen al buikpijn krijg door naar die roekeloosheid te kijken. Dat ik een mieperd ben is dus gewoon helemaal terecht.

Coming up soon: part 3 Roadtrip USA ?