Gelnagellak

Dochter is een dagje thuis. En heeft materiaal meegebracht voor gelnagels. Dat wil zeggen: een LED- lamp, flesjes gellak en vijltjes. De nagellakjes zien er mooi uit, frisse kleurtjes ook. Ik heb nog nooit gellak op mijn nagels gehad, en we besluiten er een gezamenlijke moeder/dochteractiviteit van te maken. Huppatee, aan de slag.  

Nou loop ik al best wel wat jaartjes mee op deze aardbol, en heb in de loop der jaren de nagellaktraditie in allerlei vormen zien komen en gaan. Er was een periode dat nagellak heel erg hip was, maar er was ook een periode waarin nagellak absoluut een no-go was. Vooral vanwege het milieu. Want nagellak is nou niet per se goed voor het milieu. Integendeel. In alle nagellakken zitten plastics, en er zijn nogal wat flesjes nagellak op de wereld. Dat is héél veel plastic. Al die lege of halflege flesjes komen ooit in het milieu terecht. Daar wordt onze natuur niet echt blij van. En in nagellak zitten behalve allerlei chemische bestanddelen ook nog de beruchte ftalaten. Dat zijn weekmakers, en ook al geen lieverdjes. Die belanden door je huid heen gewoon in je lijf, en kunnen volgens wetenschappelijk onderzoek je hormoonhuishouding beïnvloeden. En dan blijft natuurlijk nog de vraag wat de lak nou precies met je nagels doet.

Nou… ook dat is geen hiephiephoera-verhaal. Want nagels ademen gewoon, normaal gesproken dan. Dat kunnen ze niet als er een stevige laklaag opzit die de hele boel hermetisch afsluit. Nagels verstikken dus eigenlijk gewoon onder die laag. Resultaat: broze nagels die snel afbrokkelen en scheuren. En dan is er nog het probleem van de gellak verwijderen. Dat gaat niet zo eenvoudig. Je moet het eraf vijlen (je hóórt je nagels bijna help roepen), of je moet de lak eraf weken met aceton. En ook aceton is geen heel fijn spul, zéker als je dat 15 minuten (!) afgedekt op je vingertoppen moet laten weken. Dat trekt linea recta je lijf in. Brrr.

Maar goed, één keer gellak uitproberen vind ik nog wel okee. En dus gaan we aan de slag. Ik moet eerst mijn nagels een beetje opruwen met een vijltje, zegt Dochter. Het nageloppervlak ja. Dat vind ik al meteen erg zielig voor mijn nagels. Ik haal er braaf -vooral niet al te hard- een vijltje overheen. Daarna is de lak aan de beurt. Nou kan Dochter erg mooi lakken, dus haar nagels zien er al prachtig uit na die eerste laag. “Je moet het wel meteen goed doen,” zegt Dochter langs haar neus weg, “want het gaat er niet meer vanaf.” En bedankt. Ik word ineens erg zenuwachtig. Want áls ik al eens nagellak opdoe, heb ik het flesje remover steevast bij de hand. En ik doe altijd maar één laag. Want hoe meer lagen, hoe groter de kans dat het misgaat.

In dit geval is het allemaal anders. Enigszins gespannen breng ik een laagje aan. Mijn hand bibbert een beetje. Het wordt geen mooi laagje. Eigenlijk mislukt het helemaal. Ik stop mijn hand onder de lamp, in de hoop dat het alsnog een mooi gelijkmatig laagje wordt. Ik haal mijn hand eronderuit en laat het eerste resultaat aan Dochter zien. Die schiet in een lachstuip. “Wat doé je mam??” Tja, dat weet ik ook niet. Ik doe maar wat. Ergens binnenin begint iets van paniek te ontstaan. Want het kan er niet meer af, zei Dochter toch? “Het moet eraf,” zeg ik gehaast. “Het ziet er niet uit, ik kan zo toch geen drie weken rondlopen? Dan moet ik al mijn vingers inzwachtelen om ze te verstoppen.” Ik drenk een doekje in mijn nagellakremover -zonder aceton- en begin driftig over mijn nagels te poetsen. Er gebeurt niks. De nagellak doet wat ie moet doen: hardnekkig op zijn plek blijven.

Dochter stopt haar tweede glanzend strakke laklaagje onder de lamp. “Je moet het eraf VIJLEN,” brengt ze me in herinnering. Ik vijl. De nagellak geeft geen krimp. Met een nagelschaartje bik ik op de lak in. Dochter is al lang en breed klaar, met schitterende nagels als resultaat. Ik zit nog heel lang met het zweet in mijn nek te pielen aan die tafel met lak die er maar niet af wil. Mijn nagels zien er na afloop uit alsof ze door de cementmolen zijn gehaald. En twee dagen later proef ik nog steeds de chemische substantie als mijn vingers in de buurt van mijn mond komen. Ik denk niet dat ik een trouwe bezoeker van de gelnagelsalon ga worden. Ik hou het om allerlei redenen maar liever op natuurlijke nagels zonder lak. Behalve voor een feestje, of voor straks met Kerst. Met gewone lak, of nog beter, met lak op waterbasis. Want ja, die bestaat. Die kun je er tot een paar minuten na het lakken gewoon met water afspoelen. Ideaal voor mensen als ik. Lekker lang heen modderen tot het gewenste resultaat. En beter voor je lijf én voor het milieu. Win-win. Kunnen Dochter en ik toch nog gezellig samen blijven lakken. Hoeraaa.