Kindercrèche

Toen ik nog geen oma was had ik een bepaald beeld voor ogen van hoe dat zou zijn, oma zijn. Ik zag mijn kleinkinderen dan al gezellig om me heen zitten voor een verhaaltje, of braaf aan tafel met een knutselwerkje, ondertussen genoeglijk keuvelend of liedjes zingend. Allemaal heel relaxed. En met een bak aan energie van zowel de kleinkinderen als mijzelf. Dat was vóórdat ik oma werd. Dat beeld heb ik intussen een beetje bijgesteld.

We hebben nu vier kleindochters: eentje van 7 maanden, twee van 2 jaar en een kleuter van 5. En de vijfde is op komst, opnieuw een meisje. Stuk voor stuk kleine prinsesjes in de dop. Lief, spontaan, vrolijk en blij. De baby is de meest makkelijke baby die ik ooit heb meegemaakt. Nou ja, behalve dan haar vader. Die was als kind ook zo makkelijk. Altijd vrolijk, veel slapen, alles goed vinden.

Die baby, daar stop je om de zoveel tijd een flesje in, brabbelt er wat tegen, knuffelt en speelt er wat mee, verschoont haar luier en dan leg je haar in de box en gaat ze zelf met haar maaiende armpjes op zoek naar vertier met alles wat rammelt en beweegt. Als ze moe wordt leg je haar in haar bedje en gaat ze slapen, zonder speen, zonder duim, gewoon oogjes dicht en klaar.

De twee peuters en de kleuter zijn ook makkelijke kinderen, vooral als je ze per individu hebt. Zodra de hele bubs bij elkaar is verandert er het een en ander. Bij de kinderen zelf, maar vooral ook bij Man en mij. Want zodra ze allemaal onder onze supervisie vallen moeten we ineens overal oren en ogen hebben. Want dan gebeurt er ineens heel veel tegelijk.

De laatste tijd komt het regelmatig voor dat we op donderdag oppassen op allevier de kinderen. De kleuter halen we dan om half vier uit school in Uden. De andere drie worden ’s ochtends bij ons afgeleverd. Gelukkig zijn ze altijd allemaal blij als ze ons weer zien. Enthousiast en breed lachend rennen ze op ons af, alsof ze ons wekenlang niet hebben gezien. En wij reageren idem dito. Altijd weer een soort van klein reünie-feestje.

Zodra oudste peuter binnen is, wil ze gelijk haar kleren uit en een legging en truitje aan dat ik hier heb liggen voor noodgevallen. Voor peuter is het altijd nood, want ze vindt die kleren blijkbaar erg lekker zitten. Ik leg haar uit dat ze die straks aan mag tijdens haar middagdutje, en daar is ze tevreden mee. Nog een voordeel: dan gaat ze graag naar bed, want dat middagdutje begint steeds vaker een dingetje te worden.

De ochtend verloopt rustig. Man neemt oudste peuter even mee naar zijn school. Ze voelt zich helemaal thuis tussen de ‘keuteltjes’ en schuift gewoon bij wat keuteltjes aan om mee te puzzelen of een werkje te maken. De andere peuter blijft intussen bij mij. We spelen samen, we zingen liedjes en we kleien. Ik heb nieuwe klei, wat heel fijn is, want die heeft nog verschillende kleuren. Op de een of andere manier wordt klei hier heel snel één algemene groenigbruine poepkleur.

De baby wordt wakker en moet haar flesje. Ze blaast vandaag continu bellen. Niet uit haar mond, maar uit haar neus. Als ik zoveel bellen zou blazen zou ik acuut door de coronateststraat moeten. Maar het kind is vrolijk en blij, dus nemen we de bellen maar voor lief en sjouwen we af en aan met tissues.

Als Man weer thuis is met oudste peuter is het tijd voor de ‘boterbammetjes’. De kindjes mogen hier altijd hun eigen bordje kiezen. Jongste peuter kiest een bordje waarvan ik maar één exemplaar heb, en de andere peuter besluit dat zij ook per se dat bordje wil. “Dat kan niet,” zeg ik. “Ik heb maar één zo’n bordje.” “Maar dat wil ik,” zegt peuter. Nou zegt ze dat wel vaker. Dat ze iets wil. Of dat ze iets juist niét wil, meestal precies het tegenovergestelde van wat ik wil. Beide peuters eten ieder vier boterbammetjes. Dat komt omdat wij de korstjes eraf snijden. Dat mag eigenlijk niet, maar omdat wij de vogeltjes ook iets gunnen doen wij dat toch. En vooral ook omdat die peuters de korstjes gewoon laten liggen als we ze er aan laten zitten, met nog een halve boterham eromheen. Dus. Ze eten vier sneetjes, met banaan en met smeerkaasjes. Oudste peuter mag dan naar bed; jongste peuter gaat niet meer slapen overdag. We gaan naar boven, Kleindochter helemaal blij omdat ze die legging en dat truitje aan mag. “Tot zo!” zegt ze vrolijk vanuit haar bedje.

Het blijft even stil. Maar na een kwartiertje hoor ik haar door de babyfoon: “Ik moet plá-assen!” Het kind is bezig met zindelijkheidstraining, en ze heeft zelf haarfijn door dat we die dringende boodschap niet kunnen negeren. Ik haal haar uit bed en zet  haar op de wc, op de bovenverdieping. Dat wil ze niet. Want daar ligt geen brilverkleiner op. Dus naar beneden. Ze plast. Ik breng haar weer naar boven. “Ik wil niet meer slapen,” meldt ze. “Jawel, dat moet,” zeg ik. “Maar dat willllll ik niet.” “Anders ben je straks veel te moe.” Zo kan de discussie nog wel even doorgaan. Dat doen we dus maar niet. Ik ga naar beneden en zie op het schermpje hoe ze in bed staat. Ze doet haar broek uit. Ze draagt overdag onderbroekjes, maar in bed een luierbroekje. Ik hoop dat ze dat aanhoudt. Ze is een poosje bezig, doet haar broek weer aan, en drie kwartier later ligt ze. Ze is stil. Ze slaapt.

Man is intussen met de andere peuter een boodschapje doen en de grote zus uit school halen. Zodra ze weer thuis zijn horen we de baby. Oudste Kleindochter snelt naar boven, ik erachteraan. De peuter is ook wakker. Er is ineens overal leven om ons heen. Jongste peuter komt de trap op, hoor ik. Ik snel naar haar toe. Man komt intussen ook de gang in en de trap op. Hij neemt ze om beurten hangend om zijn nek mee naar beneden.

Ineens zijn ze allevier up en running. Letterlijk. Oudste peuter moet poepen, maar komt net te laat bij de wc. Het zit al in haar onderbroekje. Man maakt de boel schoon, terwijl ik de baby haar flesje geef. De andere twee huppelen vrolijk door het huis. Peuter stapelt mijn kaarsen op tot een hoge toren en verzamelt stenen uit mijn bloempotten die later bij hen thuis worden teruggevonden in haar jaszak. De kleuter wil de baby vasthouden. De andere peuter wil krentjes. “Nee, niet die, die andere.” “Nee die of niks.” “Okee dan die maar.”

Het is denk ik het gekke uurtje voor die kids. Ze zijn overal tegelijk. Ik vis twee peuters van de trap en spreek ze daarbij streng toe. Ze kijken schuldbewust en sluipen braaf achter me aan. Man en ik zijn patiënt terwijl zij met doktersspullen in de weer zijn. We sjouwen van de een naar de ander, komen elkaar onderweg tegen en terwijl onze bloeddruk stijgt roepen we ons codewoord: “Maar vanavond Velvet!”

We eten dierentuinmacaroni. De peuters verorberen alle olifanten, giraffen en neushoorns. Oudste peuter wil er mayonaise bij. “Dat kan niet,” zeg ik. “Maar dat wil ik.” “Maar oma niet. Dus.” Einde discussie. Ik ben echt een bitch.

Na het eten is het nog even volop feest. Dan worden de kindjes opgehaald. Man en ik ruimen het slagveld op. Ik zet thee. We doen onze huispakken/pyjama’s/campingoutfit aan en installeren ons in de bank. We starten de serie op. ‘Velvet’. Absoluut een aanrader als je gewoon even wilt relaxen. Wij zijn eraan verslaafd. Hond kruipt dicht tegen me aan, we genieten van de aflevering en voelen ons weer helemaal zen. Lieve meisjes, komen jullie weer snel deze kant op? Opa en oma zijn er weer klaar voor, holeeee. En gelukkig heeft Velvet nog héél veel afleveringen.