Spinnen

De spinnenstand in Nederland holt achteruit. Ik weet hoe dat komt. Die spinnen zitten namelijk allemaal hier. In mijn huis. Mijn huis is een soort asielzoekerscentrum voor spinnen van allerlei kaliber en allerlei komaf. En ze bewonen álle vertrekken. Ik heb ze niet uitgenodigd en ook niet aangemoedigd, maar toch zijn ze er en blijven ze komen. Ondanks mijn toch strenge uitzetbeleid. Daar trekken ze zich niet veel (eigenlijk gewoon niets) van aan.  Mijn Dochter de biologe zette immer alle door mij ongewenste zes- of achtpotigen liefdevol buiten onze deur, daar waar ze horen. Sinds ik het hier zelf moet zien te rooien met die medebewoners hanteer ik een ander beleid. Ik heb wel pogingen gedaan om het een en ander met een potje en een stuk papier naar buiten te werken. Maar te vaak bleef dan een pootje zielig achter in de pot. Omdat ik het beest niet als heel beest uit die lastige hoek kreeg, of omdat het ding het op het moment suprême op een lopen zette. En ook omdat het er zovéél zijn. Het is gewoon niet te doen. En dus elimineer ik tegenwoordig al mijn achtpotige huisgenoten met web en al. Met de stofzuiger. Dat klinkt gemeen en dat is het ook. Want spinnen zijn nuttig en heel inventief. Ze eten insecten die ik net zo goed ook liever niet in mijn huis heb. En ze maken ingenieuze webben als wielwebben, trechterwebben, hangmatwebben, struikeldraden en galgwebben. Neeee, een web is heus niet zomaar een web. Iedere spin bouwt zijn eigen specifieke huis, en dat zijn complete kunstwerken. En dan kom ik aanzetten met mijn stofzuiger en huppetee, weg huis en weg spin. Dat voelt niet fijn. En dus roep ik bij elke spin die in de slang verdwijnt heel hard sorry. Ik sorry wat af hier in huis. Want ik ben bang dat de achtpotigen mijn huishouden gaan overnemen als ik niks doe. Ze zitten namelijk overal. Ik vind webben met spin tussen de plantenpotten, boven de plinten, in de hoeken van de plafonds, achter de gordijnen, onder de stoelen, achter de bank en in de vensterbank. En dus blijf ik rondzwieren met mijn stofzuigerslang. Iedere dag opnieuw. Tot nu toe winnen ze het, want ze blijven mijn huis bevolken. Grote spinnen met van die harige zwarte poten durf ik trouwens niet op te zuigen. Veels te bang dat zo’n exemplaar er net zo vlot weer uitkruipt zodra de stofzuiger uitgaat. En ik hoop echt ook dat de spoorspin mijn huis nevernooitniet gaat vinden. Want die spin valt aan. Altijd. Da’s een renspin die op zijn prooi afrent en dan heel hard bijt. Als in echt heel hard. Nog pijnlijker dan een wespensteek, je kunt er zelfs heel beroerd van worden. En blijk je onverhoopt allergisch te zijn dan raak je in een anafylactische shock. Als je in lang gras per ongeluk langs het nest van zo’n spoorspin loopt dan bijt ie je gegarandeerd. Dat weet ik ook pas sinds kort. Pas ná al die wandelingen met mijn zus door bos en struikgewas, fier stappend en met de armen zwaaiend. Sommige dingen kun je maar beter niet weten. Voorlopig heb ik in mijn huis nog geen spoorspin gesignaleerd. Maar je weet maar nooit. Ik denk dat ik het dan maar op een rennen zet. Naar buiten. Dan hebben de achtpotigen uiteindelijk toch gewonnen. Kan zomaar zijn dat ik dan uit alle hoeken en gaten vanuit mijn huis heel hard een eenstemmig Sorry hoor roepen. Gewoon uit wraak.