Vast

En toen zaten we ineens muurvast. Met de camper. Op een steil smal bergweggetje middenin Italië. Dat wil je echt niet. Maar het gebeurde tóch. Hoe? Lees het hieronder.

Die dag rijden we naar Scanno, een prachtig historisch stadje in Abruzzo. Het regent al de hele dag, en pas na 16.00 uur klaart het wat op. We wachten tot die tijd en bezoeken het stadje dan. Daarna besluiten we een camperplek in de omgeving te zoeken, zodat we ruim op tijd een plek hebben voordat het donker wordt. We gebruiken de handige app van Campercontact en vinden een plek in de buurt. We lezen altijd de beoordelingen, zodat we een beetje weten waar we terechtkomen. We lezen dat er een smal, steil weggetje naar de camperplek leidt, maar dat dat goed te doen is met de camper. Hadden we dat nou maar nooit gelezen, dan was alles anders gelopen.

We rijden de regionale weg, als we ineens het kleine weggetje rechtsaf ontdekken. En voor we kunnen beslissen of we dit wel willen, draait Man het stuur en slaan we rechtsaf. Normaliter zouden we dit soort weggetjes overslaan, maar met de woorden van die app in ons achterhoofd gaan we ervan uit dat het goedkomt.

Dat zou het ook wel gekomen zijn, als we andere weersomstandigheden hadden gehad. In ons geval is het vooral nat, en dat blijkt even later ook het grote obstakel te zijn.

We rijden het weggetje naar beneden. Het wegdek wordt steeds slechter; afbrokkelende randen en gaten en stenen erin. Onderaan slaan we rechtsaf en eenmaal bij de camperplek zien we een verlaten omheind gebied met een gesloten hek. Er is niemand te bekennen en er is geen enkel huis in de omgeving. Dit gaat ‘m niet worden.

We kunnen niet keren, Man rijdt achteruit tot we op de splitsing komen waar we het slechte weggetje weer omhoog moeten. De camper heeft een ijzersterke motor, en heeft geen problemen met steile wegen. Maar het wegdek is nat, en door de losse steentjes op de kleiachtige ondergrond aan de zijkant van de weg, beginnen de wielen te slippen. Na een moeizame rit, als we op een paar meter na bijna boven zijn, slaat de motor af. Ik ben nu op het punt waarop ik maar één ding wil: eruit, zo snel mogelijk. Man zet de camper op de handrem. Ik doe Hond zijn riem om, schiet in mijn jas en vlucht de camper uit. De enige optie die overblijft is de camper voorzichtig terug te laten rollen.

De slechte staat van de weg maakt dat echter onmogelijk. Lang verhaal kort: de camper boort zich muurvast tegen de stenen wand. Ik sta te trillen op mijn benen, Man stapt uit en loopt naar de achterkant. Het is foute boel. De camper is flink beschadigd en het is duidelijk dat we die hier zelf nooit meer uitkrijgen. We zijn allebei heel erg geschrokken. Gelukkig is er met ons verder niks aan de hand, maar man man, wat een nare ervaring. Hond en ik doen een wedstrijdje bibberen, en dat het zo hard regent en zo koud is maakt het er niet beter op.

Nu de camper klemvast staat, stappen we weer in en gaan in de cabine zitten. De camper hangt schuin, en ik maak me intussen bang om álles: dat ie omkiept, dat ie ontploft, dat we die diepte inschuiven. Ja het wordt maar weer eens bevestigd: irreële angsten, daar ben ik heel goed in. Man belt de ANWB. Tegelijkertijd komt er een Italiaan in een jeep langs. Hij wil ons graag helpen en stelt voor ons met de jeep los te trekken. Wij denken dat dat niet gaat lukken, het voelt een beetje alsof je met een fiets een auto vooruit wilt trekken. Maar hij mag het van ons proberen, graag zelfs. Hij gaat een sleepkabel halen, maar als hij terugkomt blijkt die kabel niet vastgemaakt te kunnen worden aan het trek-oog van de camper. Teleurgesteld dat hij ons niet kan helpen, rijdt hij weg.

De ANWB gaat een takelwagen voor ons regelen en meldt dat dit wel even kan duren, ligt eraan van hoever dat ding moet komen. Het is intussen na 18.00 uur en ik hoop alleen maar dat het geregeld wordt voordat het donker wordt.

Dan ineens is de Italiaan weer terug. Hij vraagt of hij voor ons de brandweer zal bellen? Ik vind dat zó aardig dat de tranen spontaan over mijn wangen rollen. “Si, si,” reageren we dankbaar. De man pleegt in rap Italiaans een telefoontje en meldt dan dat de brandweer er over twintig minuten zal zijn. Ik voel me zó dankbaar en opgelucht. Nu moet het goedkomen. De brandweer, en trouwens alle hulpdiensten, zijn voor mij ware helden, heilig bijna.

Na een poosje zien we bovenaan de weg twee brandweerwagens stoppen. Ik stap uit met Hond onder mijn arm, gris snel een grote paraplu mee en loop naar boven. Daar zijn heel veel brandweermannen verzameld. Eén van hen loopt me tegemoet en vraagt meteen of met mij alles okee is. Dat vind ik zó professioneel. Die mannen weten precies wat ze moeten doen, ik heb daar enorme bewondering voor. Het volgende halfuur gaan ze als een gestroomlijnde machine aan de gang. Ze nemen de hele regie over, een van hen neemt plaats achter het stuur, wij hoeven alleen maar toe te kijken.

Ze sjouwen met kabels en materieel, met blokken om achter de wielen te plaatsen, ze geven elkaar aanwijzingen en pakken meteen ieder hun eigen taak. Het blijkt nog een flink karwei. De zware camper geeft zich niet makkelijk gewonnen. Er is rook en stank van verbrande koppelingsplaten. De brandweerwagen die ‘m moet trekken gaat het echter niet redden. Dan trekken de mannen de camper handmatig met een hefboom en een kabel. Stukje bij beetje komt er ruimte.  De camper komt los, de motor loeit, de kabel staat strak en het laatste stuk neemt de brandweerwagen het over en helpt de camper omhoog. Wat ben ik blij en opgelucht als de camper boven staat, en wat heb ik oprechte diepe bewondering voor deze mannen.

We bekijken de schade en voelen de pijn om onze mooie camper, ons huis op wielen dat nu zo beschadigd is. Maar tegelijkertijd zijn we zó dankbaar dat het alleen maar materiële schade is, dat we zelf niks mankeren.

Onze reddende engel, de lieve Italiaan, is er ook nog steeds. Hij geeft ons een nummer dat we moeten bellen voor de verzekering rondom het brandweergebeuren. Hij is zó aardig, wat is het toch fijn als mensen een helpende hand willen toesteken als je dat nodig hebt. Ik ben hem eeuwig dankbaar. Hij geeft ons een hand, ik geef hem een stevige knuffel omdat ik zo blij met hem ben. Hij is zichtbaar ontroerd, en wij ook. We zullen nooit weten wie hij was, hoe hij heet, waar hij woont. Maar dat hij het hart op de juiste plek heeft, is duidelijk. We bedanken ook de brandweermannen, mijn helden. Diep respect.

Man en ik rijden met stinkende koppelingsplaten een klein stukje naar een plek om te overnachten. Man plakt de gescheurde en kapotte achterkant met duct tape aan elkaar. Die nacht komt het hele voorval regelmatig als een soort film voorbij. De volgende ochtend rijden we voorzichtig verder. De koppeling stinkt nog steeds en we hebben de schrik nog in onze benen. Maar gaandeweg het rijden komt het vertrouwen in onze camper terug. Het was gewoon een samenloop van omstandigheden. Bij droog weer was de camper waarschijnlijk wél omhoog gekomen. We hadden pech, maar het is goed afgelopen. De camper wordt wel weer gerepareerd, en wij rijden kalm aan weer richting noorden, richting huis. Ook heel fijn. ?