Kussenbult

Wij hebben een heel fijne loungebank in de tuin, onder de nieuwe overkapping. Een hoekbank,  lekker groot, met stevige zit- en rugkussens, en met een groot aantal sierkussentjes voor de leuk. Het zit als een tierelier. En er staat ook een hangstoel, met ook al zo’n stevige kussens erin. Dat hebben wij goed bekeken, wij zitten als God in Frankrijk in onze eigen tuin.

Nou ben ik ook heel blij met onze seizoenen, ik hou van de afwisseling. Voor mij zou het echt niet altijd zomer hoeven zijn; ik geniet ook volop van de herfst, de winter en de lente. Maar die loungebank en die hangstoel, die gebruiken we toch voornamelijk in het voorjaar, de zomer en een stukje najaar. En daar zit ‘m de kneep. Want die loungebank. En die hangstoel. Met al die kussens. Véél kussens. Die je niet een winter lang buiten kunt laten liggen. Want dan gaan ze raar schimmelen. En er poepen vogels op. Katten graven er hun nachtverblijf in, en muizen knagen zich graag een weg door de vulling. Buiten laten liggen is dus geen optie. Ik kijk al een poosje naar die kussens, en hoop dan een lumineus idee te krijgen over de plek waar ik die ga overwinteren. Maar dat idee komt maar niet.

Maar het wordt kouder, natter, en de kussens moeten worden opgeborgen. Ergens. Misschien kom ik op een lumineus idee als ik ze in ieder geval alvast van die loungebank afhaal. Ik ga aan de slag. Even later ligt die hele bult in de huiskamer. Maar er komt geen lumineus idee. Integendeel, ik word er een beetje wanhopig van.

In het tuinhuis is geen optie, want daar is het net zo koud en klam als buiten. In de garage zou kunnen, die grenst aan het huis en daar is het in ieder geval droog. Maar af en toe verblijven er muizen in onze garage. Die zijn er dan ineens, uit het niks. We nodigen ze niet uit, ze komen gewoon uit zichzelf. Ze zeggen ook niet even dat ze er zijn, neeeee, dat ontdek ik dan aan de muizenkeutels die ik vind, of, erger, aan kussens waaraan geknaagd is of waar ze gezellig hun plasje overheen gedaan hebben. Er blijft maar één optie over: de kussens moeten naar de bovenverdieping. En ineens weet ik het: ik leg ze onder het logeerbed.

Ik sjouw de bult in etappes naar boven en moet daarvoor zes keer de trap op en neer. Dat is in ieder geval goed voor mijn workout van vandaag. Dan ligt alles op de overloop. Ik sleep de grootste zitmatrassen naar de logeerkamer en schuif die onder het bed. Het past niet. Er zit een poot onder het midden van dat bed en die matrassen blijven steken. Zucht.

In de kamer die we tot inloopkast hebben gebombardeerd dan maar? Achter de deur is wat ruimte, die niet metéén al opvalt als je binnenkomt. Ik zet de matrassen rechtop tussen de muur en het kledingrek en stapel alle kleinere kussens er bovenop. De hele riedel aan sierkussens drop ik op het logeerbed. Daar kun je nu eigenlijk niet meer in liggen zonder je eerst door een woud aan kussens geworsteld te hebben. Maar goed, de kussens liggen. Binnen. Droog. Zonder kans op schimmel, katten- of muizenpies en vogelpoep.

Het ziet er niet uit, die berg kussens daar in die hoek gepropt op die kleedkamer. En buiten is het ook drie keer niks, die kale loungebank. Dus eigenlijk hoop ik nu maar één ding: dat die hele stapel kussens weer snel naar buiten kan. Tot die tijd moet ik maar met mijn ogen dicht mijn kleding kiezen, want ik word niet heel blij van die torenhoge bult. Vandaag hoorde ik al vogeltjes fluiten. Ik denk dat het al bijna voorjaar is. Dan kan die bult naar buiten en kan ik weer gewoon met mijn ogen open mijn kleding kiezen. Ook heel fijn.