Het Virus

Mijn zus en ik hebben het zwaar te pakken. Al zo’n acht jaar lang, en het ziet er nu toch echt naar uit dat het chronisch is. We zijn serieus besmet. Voor wie het niet kent, begin er niet aan, want je komt er nooit meer vanaf: het Wandelvirus. Bij ons begon het met het Pieterpad. Het doel was om het pad in één ‘wandelseizoen’, van maart tot oktober, te bewandelen. Dat lukte. En vanaf dat euforische moment op de Pietersberg in Maastricht was er geen houden meer aan. We besloten er een complete ronde van Nederland van te maken. En zo geschiedde. Na het Pieterpad  kwam het Grenslandpad, langs de Belgische grens tot aan Sluis, aansluitend het Deltapad over de Zeeuwse eilanden, het Kustpad tot aan Den Helder, het Zuiderzeepad rond het IJsselmeer, om uiteindelijk de Kop van Friesland te ronden tot aan het punt waar we begonnen, Pieterburen. En toen zat onze ronde erop. Maar ja, intussen waren we allang besmet. Stoppen was geen optie. En dus besloten we het Hertogenpad te gaan wandelen, van Breda naar Roermond. Van dat pad hebben we alleen de laatste etappe nog te gaan. Intussen hebben we ruim 2000 kilometer in de benen zitten.  En dat kan ikzelf dan wel helemaal top vinden, mijn voeten denken daar toch echt anders over. Gaandeweg het wandelen begonnen ze steeds harder te protesteren. Aanvankelijk gingen ze pijn doen na meerdere dagen wandelen bij trajecten van meer dan 25 kilometer. Een brandende, gloeiende pijn onder de bal van de voet en onder mijn tenen. Vaak kon ik alleen nog maar strompelen en af en toe werd het zwart voor mijn ogen, maar ja, je bent besmet of je bent het niet, en dus ging ik door. Want het was vooral ook zo leúk. De overnachtingen in B&B’s of bij Vrienden op de Fiets, de rustpauzes op een terrasje of bankje, de verstilde natuur, de dorpjes en steden, urenlang bijpraten met mijn zus, de slappe lachmomenten. Ik wilde het wandelen niet opgeven. Ik zocht mijn heil bij podotherapeuten en orthopeden, er werden echo’s, voetafdrukken en steunzolen gemaakt, ik probeerde verschillende soorten schoenen en zooltjes uit, en liet ten einde raad bij een fysiotherapeut shocktherapie doen. Nou….. de pijn ging er niet van weg, het enige dat diep geschokt was over de hoeveelheid pijn die dat gaf was ikzelf. Niets hielp echt, en niemand kon mij vertellen waar de pijn nou eigenlijk vandaan kwam. Waarschijnlijk een combinatie van overbelasting, doorgezakte voorvoet en verdwijnen van vetkussentjes. Wat behoorlijk frustrerend is, want op plekken waar ik gráág de vetkussentjes zou zien verdwijnen en ik er ook nog eens niks aan heb, blijven ze hardnekkig zitten. Dat ik met Man wekelijks aan stijl- en latindansen deed hielp ook niet echt. Dansen doe je vooral op de bal van de voet, en de dansschoenen met hakje maakten het er ook niet beter op. Na verloop van tijd ontdekte ik dat de pijn minder werd als ik mijn voeten wat liet rusten. Dus minder lange trajecten, minder dagen achter elkaar wandelen en stoppen met dansen. Op dit moment zijn mijn voeten er na vijftien kilometer wandelen wel klaar mee, en 20 kilometer is echt de max. En dus wandelen we nu  trajecten van één dag, niet al te ver van huis. Afgelopen week op de eerste écht mooie lentedag ging ons wandelseizoen weer van start. We kozen voor het Maas-en Peelliniepad, en begonnen in Cuijk.  Opgewekt begonnen we aan ons traject. Maar ja. De routes kloppen niet altijd. En wijzelf zien soms een tekentje over het hoofd. Dan kan het gebeuren dat je op plekken uitkomt die niet noodzakelijkerwijs bij de route horen. Zo belanden we nu in de zompige uiterwaarden van de Maas. Er staan veel heggen. Met veel scherpe doorns. We willen door de weilanden naar het restaurant waar we willen lunchen, en wat we in de verte al zien liggen. Maar tsja, die heggen. Daar kruip je niet zomaar doorheen. Er zitten geen gaten in. En dus soppen we met het restaurant in ons blikveld als twee verdwaalde kippen over de uiterwaarden, om na een lange zinloze ronde toch maar weer terug te keren naar een echt pad. Dat pad loopt over een dijk. We moeten over een hek. Nou is dat niet echt erg, dat kunnen wij nog best. We klimmen op het hek, maar dan ontdekken we dat aan de andere kant geen tussenstukje zit om je voet op te zetten. Het hek is hoog, onze voeten bungelen een eind boven de grond. De enige manier om aan de andere kant te komen, is om ons van het hek te laten vallen. We overwegen de opties, kijken eens naar elkaar en onze posities, en krijgen dan ver-schrik-ke-lijk de slappe lach. En de slappe lach krijgen bovenop een hek terwijl je al heel lang geen wc meer hebt gezien, is nogal een ding. We moeten dus echt stoppen met lachen. Maar dat gaat niet. We komen niet meer bij. We klauteren weer van het hek af. Dan valt mijn oog op de haak waarmee het hek dicht zit. Ik probeer het zware geval omhoog te tillen, en warempel: het hek gaat gewoon open. We rollen nu zowat over de grond van het lachen. Als we zijn bijgekomen vervolgen we ons pad tot we eindelijk bij het restaurant aankomen. Vermoeid, hongerig en met zere voeten. En dan zien we het. Op het raam. Het staat er met grote letters. Te Koop. De deuren zitten dicht, de boel is verpauperd, de inboedel weg. Daar gaat onze lunch. We zakken neer op een bankje langs de Maas, eten ons noodrantsoen en verzamelen moed voor de resterende kilometers. Waarom vond ik dat wandelen ook alweer zo leuk…?? Anderhalf uur later bereiken we een terras, met lunch en koffie. In de zon. Schoenen uit. Man o man. Ineens weet ik het weer. Waarom ik het zo leuk vind. Maar dat is helaas aan geen enkel verstandig denkend mens uit te leggen.