het Wilde Westen (6)

Man en ik zijn weer thuis! Met een jetlag waar je U tegen zegt, en met een heel grote bak aan geweldig mooie herinneringen. En hoewel we weer in ons eigen kneuterige landje zijn (hoeraaaa), is mijn verslag nog niet afgerond. Dus hier komt ie: deel 6 van onze roadtrip door West USA, met in dit deel Las Vegas en Death Valley.

Las Vegas
Vlakbij Las Vegas ligt de Hoover Dam. Hij is groot en indrukwekkend, maar eerlijk gezegd vind ik onze eigen dammen van de  Deltawerken nog net wat indrukwekkender. Mijn zus en ik wandelden het Deltapad, waarbij we ook over al die dammen liepen, en dan ervaar je pas echt hoe enorm die zijn. Maar vooruit, laat ik niet al te chauvinistisch doen: de Hoover Dam is ook best wel de moeite waard.
En dan óp naar Las Vegas! Als we de stad binnenrijden vangen we een glimp op van Fremont Street en rijden de Strip helemaal af tot het eind, keren om en missen bijna het bekende welkomstbord, waar we natuurlijk een foto van moeten hebben. Ik zie toevallig een kluit mensen staan, en als je op vakantie bent en je ziet ergens een kluit mensen staan, dan moet je altijd even opletten. We keren opnieuw, en jaaaa hoor, daar is het bord. We scoren onze foto, stappen ook nog uit bij een romantische weddingchapel, maar zijn helaaspindakaas al getrouwd, jammer jammer. Las Vegas is vooral veel en heftig, in alle opzichten. Man en ik gaan die middag met de bus naar Fremont Street, en alleen al die bus is een ervaring op zich. We doen drie kwartier over vijf kilometer, want de bus stopt meer dan dat ie rijdt. Fremont Street heeft winkels, kraampjes, straatartiesten en een kabelbaan waarmee je over de straat kunt vliegen. Ik overweeg dat te doen, maar ik zie dat de vliegende toeristen aan het eind best een duikeling maken bij het stoppunt, en dat ziet er niet heel fijn uit. Dan vlieg ik maar weer straks in het vliegtuig, bedenk ik. We nemen de bus terug naar de Strip, en als we daar aankomen is het 8 uur ’s avonds en donker. En dan zie je pas het echte Vegas. Het is één groot licht- , beeld- en kleurspektakel. We bekijken de fonteinshow en voegen in in de megadrukke mensenstroom. Ik had op de valreep speciaal voor de gelegenheid nog een soort van geklede linnen broek gekocht, voor in het casino. Hahahaha, wat kunnen sommige mensen in sommige gevallen toch verschrikkelijk onnozel denken. Ik ging er dus vanuit dat je in de casino’s een beetje gekleed naar binnen gaat, zoals in Nederland. Hoe fout gedacht. Die casino’s, die hebben een heel grote open voorkant, waardoor je zo naar binnenloopt. Niemand controleert je en het maakt niet uit wat je aan hebt. Trouwens, in Vegas hoef je als vrouw ook niet per se veel aan. Twee stickers, een string en wat veren hier en daar en klaar ben je. In die casino’s staan duizenden gokkasten en speeltafels. Man en ik kennen die gokautomaten niet, dat is wel heel jammer, want dan wordt het lastig het grote geld binnen te harken. Ik stop hier en daar een dollarbiljet in een automaat, het biljet wordt gretig opgeslokt, ik druk lukraak op een knop en het apparaat zegt ‘Game over’. So much fun. We besluiten op zoek te gaan naar roulette-automaten, want roulette, dat kunnen wij wel. We lopen door verschillende casino-zalen en vinden dan opeens roulette-automaten. We schuiven er wat dollars in, maar ik denk dat we niet zo in de flow zitten. Ons saldo gaat alleen maar omlaag, tot we weer op nul uitkomen. En terwijl het schip met geld heel hard aan ons voorbijvaart, verwonderen we ons om al het spektakel om ons heen. Later op de avond wandelen we terug naar ons hotel, platzak, maar met een boel herinneringen aan een heel bijzondere en vooral heel levendige stad. Als we ’s ochtends wakker worden regent het. Regen! In Las Vegas! Daar regent het vrijwel nooit, dus hoe apart is dat. We rijden de stad weer uit, op weg naar een ander uiterste: Death Valley. En we weten allebei: één dag Las Vegas is voor ons genoeg. De stad is overweldigend, verpletterend, fascinerend en letterlijk oogverblindend: je moet het gezien hebben, maar dan weer snel terug naar je eigen vertrouwde dorp, met alleen knipperende lampjes, muziek, spektakel en mensenmassa’s tijdens de jaarlijkse kermis. Ook heel mooi.  Heuj.
Do: de casino’s in met een bak geld en hopen dat het geluk aan jouw kant is.
Don’t: denken dat je er gekleed op moet staan in Vegas. Dresscode: hoe minder hoe beter.

 

Death Valley
Death Valley spreekt nogal tot de verbeelding, als je bedenkt dat het daar in juli wel 49 graden kan worden. In de zomer kun je daar je airco niet gebruiken (die gaat  van de weeromstuit hete lucht blazen en dat is nou ook niet echt wat je wilt), en met het raampje open is 49 graden ook best nog wel een dingetje. Ik ben dus blij dat we er niet midden in de zomer zijn. We boffen: het is heerlijk weer. Er hangen dreigende wolken boven de bergen en soms regent het op die toppen (regen in Death Valley…????), maar in de vallei blijft het droog. Voordat ik Death Valley gezien had, dacht ik dus dat het een héél grote bak zand was, waar dan een weg doorheen liep waar je dan urenlang overheen rijdt. En alweer zo fout gedacht. Death Valley mag dan een gortdroge woestijn zijn; het is er echt prachtig. Het mooiste aan deze immens grote woestijn zijn de pastelkleuren van de rotsen. Die rotsen zie je vaak in lagen achter elkaar, en dan is het alsof je in een schilderij kijkt. Echt waar. Het was de hele dag alsof ik door een aquarel reed, zo geweldig mooi. Er loopt daar ook een weg die Artist’s Drive heet, en die omgeving is zó sprookjesachtig mooi van kleur, dat ik het (alweer) niet kan bevatten. Alle pasteltinten komen voorbij, je waant je in een droom. Death Valley is héél groot, je rijdt hier gemakkelijk een hele dag. We wandelen op het laagste punt van Amerika: de zoutvlakte in Badwater, en daar is het nu maar 28 graden. In de zomer kun je daar niet wandelen want dan ga je dood. Dus we hebben geluk. We rijden de hele dag, zien nog twee coyotes die vlakbij de auto komen (tja, ook dieren raken gewend aan toeristen, zelfs in gebieden als Death Valley) en als we de woestijn doorrijden richting Ridgecrest, regent het. Het moet niet gekker worden. Death Valley: een immense woestijn die heel veel indruk maakte en die we nóóit meer gaan vergeten.
Do: veel flesjes water mee in de kofferbak, voor je weet maar nooit.
Don’t: coyotes voeren (ook niet als die ogen je héél smekend aankijken en je doen denken aan je hond thuis die je mist als een gek).

Coming up soon: Roadtrip West USA Part 7  🙂