Groene vingers

Ik hou erg van planten in huis. Ze geven sfeer en ze zuiveren de lucht, dus dat is mooi meegenomen. Ik ben dan ook heel lief voor mijn planten. Ik geef regelmatig water en doe mijn stinkende best niet teveel maar ook niet te weinig te geven. Ik zet ze op de fijnste plekken. Ik praat er af en toe wat tegen. En toch komen mijn planten steevast in opstand als ze een poosje bij mij wonen.

Zo heb ik nu weer spint. Ik heb al gesprayd met natuurvriendelijk spul, maar die spint lacht me recht in mijn gezicht uit. Die denkt ‘haha, natuurvriendelijk hè, nou…. dan lekker ook voor mij, gna gnaa.’ En de spint stiefelt zonder te aarzelen gezellig over naar andere planten die ik angstvallig probeer te behoeden voor dit naderende onheil.

Er vliegen ook weer rouwvliegjes om me heen. Die komen uit de potgrond, is mijn vermoeden. Ondanks mijn brute aanval met vraatlustige aaltjes van een poos geleden. De aaltjes zullen wel dood zijn en de vliegjes zijn opnieuw in opmars. Uit welke pot ze komen is mij een raadsel; ik vrees gewoon uit alle potten.

Onlangs kocht ik een schattig Kruidje-roer-me-niet. Die plantjes zijn net mensen in coronatijd: ze reageren nogal kribbig en hebben een vrij kort lontje. Zodra je ze aanraakt vouwen ze snel hun blaadjes dicht. Voor zo’n plantje wil ik dus graag zorgen, in de hoop dat de korzeligheid bij mij in huis wat zal intomen. Maar in plaats van dicht te vouwen, laat mijn exemplaar doodleuk al zijn blaadjes vallen. Er blijft helemaal geen Kruidje-roer-me-niet over. Zucht.

En dan de planten in mijn roomdivider. Dat plantenrek staat heel leuk tussen de bank en de eettafel, als – inderdaad- een roomdivider. Maar het punt is dat dat dus middenin de kamer is, en daar is voor planten niet genoeg daglicht. Denk ik. Want ik heb alwéér een plant die groeide als kool, en nu ineens al zijn bladeren laat vallen. Het is duidelijk: er moet dringend iets gebeuren.

Uit pure overlevingsdrift voor mijn planten verplaats ik de divider naar een muur, waar meer daglicht is. Dat is niet precies de functie van een roomdivider nee. Maar zoals gezegd: ik ben erg lief voor mijn planten. En daarin ga ik echt best wel ver.

Zo krijg ik ineens een heel goed idee. Want we hebben ooit een daglichtlamp aangeschaft. Voor de donkere dagen, zodat we opgewekt, fris en fruitig die kortedagenperiode door kunnen komen. Ik gebruik die lamp nooit. Maar nu kom ik ineens op het lumineuze idee om mijn planten maar eens letterlijk in het zonnetje te zetten. En dus haal ik de lamp van zolder en zet die nu iedere dag een aantal uren aan. Ben je plant en woon je bij mij dan heb je het toch eigenlijk best goed voor elkaar.

Oh en ik heb ook nog een aloë vera. Die staat vol in het licht, op een tafel in het kantoor, bij een hoekraam. Die plant hoor je dan ook niet klagen. Integendeel. Die groeit en bloeit dat het een aardje heeft. Maar ja. Een aloë vera heeft scherpe stekels, en die priemen nu constant in mijn gezicht als ik aan die tafel zit. Want hij wordt alsmaar groter. Ik weet niet goed waar ik die plant moet laten. In de huiskamer kan ik hem niet kwijt, omdat ie vanwege die scherpe stekels nergens veilig is voor onszelf of de kleinkinderen. En nou heeft ie zich ook nog onverwacht voortgeplant; er is een baby-aloëveraatje in de maak. Die staat in een glas water op de vensterbank en doet het al net zo goed als moeder. Wordt ook weer zo’n reus met prikstengels en een héél ruime aura om zich heen.

Ik ga maar weer wat sprayen. Tegen die spint. En misschien maar weer eens aaltjes bestellen. Ook een optie: nepplanten. Maar die zuiveren de lucht niet. En ik hou niet van nep, dus dat is ook wel een dingetje. Maar handig is het wel. Voorlopig hou ik het maar op regelmatige ritjes naar tuincentra. Die zijn vast heel blij met die vingers van mij die maar niet groen willen worden.