Oppasoma

Afgelopen maandag had ik weer een oppasdag. Man en onze zonen zijn naar Thailand voor een korte Vader-Zonen-qualitytime-vakantie, en schoondochter en Kleindochter zijn op zondag al hier en blijven slapen. Maar Kleindochter ligt de halve nacht bij haar mama in bed omdat ze niet meer in haar eigen bedje wil. Om half 7 ’s ochtends staan een slaapdronken schoondochter en een slaapdronken Kleindochter aan mijn bed. Schoondochter gaat werken, Kleindochter moet eigenlijk echt nog slapen. Maar als ik haar in haar bedje leg zet ze een keel op en houdt daar niet meer mee op. Dus haal ik haar eruit en neem haar mee naar beneden. Omdat Dochter nog thuis is loop ik snel mijn rondje met de hond. Als ik terug ben gaat ook Dochter naar haar werk, Kleindochter en ik geven de hond eten, spelen wat, ik geef haar warme melk en dan gaan we het opnieuw proberen. Als ik haar neerleg maakt ze aanstalten om opnieuw te gaan protesteren, dus ga ik even bij haar zitten en aai zachtjes over haar buikje. Haar ogen vallen steeds dicht, maar ze doet haar uiterste best om dat toch vooral niet te laten gebeuren. Na een half uur, net als ik denk dat ze in slaap gaat vallen, is ze ineens weer klaarwakker. Ze gaat staan, en ik weet: dit haalt niet meer uit. Ik kleed haar aan en bedenk dat ik nog boodschappen moet doen. Nou is de combinatie boodschappen doen en doodmoe dreumesje niet de meest perfecte. Maar ik waag het erop. Ik zet haar in de auto (mét speen, want vooruit, ze is doodmoe en dan mag het even besluit deze oma), en rijd naar de super. Ik zet haar in de kar en we gaan naar binnen. Ik leg achteloos een zak minikrentenbolletjes in de kar (niks gezien toch, Kleindochter?). Maar Kleindochter ziet álles. En dus ook die zak krentenbollen. Waarvan ze er best eentje lust. Of eigenlijk PER SE wel eentje lust. Ik maak de zak open en geef haar een krentenbol, waarbij ik mezelf heilig voorneem dat ik haar over een poos ga uitleggen dat het niét de bedoeling is om eten in de supermarkt al op te eten nog voordat je bij de kassa bent, omdat het in feite dan gewoon nog niet van jou is. Over een poos, als ze snapt waar ik het over heb. Nu ben ik gewoon nog even pedagogisch heel erg onverantwoord bezig. Maar goed, doodmoe Dreumesje zit nu wel tevreden in de kar en ik kan snel mijn boodschappen doen. Langs de kassa, samen de boodschappen op de band leggen, krentenbollen uit het zicht houden, afrekenen en hup de auto weer in. Thuis een boterhammetje met banaan eten en dan op hoop van zegen weer naar bed.

“Zo, nu ga je lekker slapen,” zeg ik opgewekt. “Já,” zegt Kleindochter vrolijk. Dat biedt perspectief. Ze geeft Hond een kusje, roept dat ze gaat ‘lapen’ en klautert goedgemutst de trap op, onderweg keuvelend “Papa kansie, mama werken” en nog iets met lapen en haar plannen daarmee (vermoed ik). Tevreden laat ze zich in haar bedje leggen, om vervolgens DRIE uur lang te slapen. En omdat ik intussen zelf ook doodop ben (iets waar je nooit over hoort als het over kleinkinderen gaat: je wordt er ook gewoon moe van) drink ik op mijn gemak mijn koffie, doe een dutje op de bank en lees de Linda van voor tot achter. Als Kleindochter om vier uur wakker wordt zijn we allebei weer opgeladen. Ik ben klaar voor de volgende ronde. Die dient zich al snel aan, in de vorm van een poepluier. Kleindochter vindt het geen goed plan om die te verschonen. Ik stop haar een boekje in haar handen, maar juist als ze in haar poepblotebillen ligt wil ze per direct en wel NU METEEN met alle geweld omdraaien, op haar buik. Ik moet haar met één hand in een soort van houdgreep vasthouden en met de andere hand snel haar billen schoonpoetsen. Dreumes krijst en kronkelt, het lijkt zowaar wel een worstelwedstrijd. Maar oma wint. We gaan naar buiten, verplaatsen kiezelstenen en laten ballen van trappetjes rollen. En dan wordt het tijd om eten te koken. Ook Schoondochter en Dochter eten mee. Maar Kleindochter wil vooral opgetild worden en meekijken in de pannen. Dat is niet handig koken. En dus zet ik haar in haar stoeltje en met hulp van Youtube en Woezel en Pip op mijn telefoon lukt het me een pan spaghetti klaar te maken. ’s Avonds gaat Schoondochter met Kleindochter naar huis, en ook Dochter vertrekt. “Vind je het niet ongezellig zo alleen vanavond?” vraagt Dochter. Ik denk aan mijn plekje in de hoek van de bank. Aan de tv en het maandagavondprogramma Helemaal het einde. Aan die zak nootjes in de kelder. Een kop thee. Die ik gewoon kan neerzetten waar ik wil. Met de afstandsbediening erbij, open en bloot op tafel. En mijn telefoon ernaast, die daar dan ook gewoon blijft liggen. “Erg? Nee hoor,” verzeker ik haar. Mijn gemoed gaat op standje nul, joggingbroek aan en deur op slot, en dan ga ik lekker zitten bijkomen. En zitten verlangen naar Kleindochter, die ik stiekem nu alweer mis. Want wat ben ik gek op die kleine parmantige dreumes. Ik kijk nu alweer uit naar de volgende keer. Maar nu eerst bijtanken. Want man o man, wat ben ik moe. Ik lijk wel een oma.