Duif

Wij hebben een duif. Die zit sinds gisteren in ons tuinhuisje. Het is geen normale duif; het is een Gewonde Duif. Wij zijn nogal rechtlijnig als het gaat om Gewonde Dieren: daar kunnen we niet zo goed tegen. En daarom bivakkeert er een Gewonde Duif in ons tuinhuis. Dat kwam zo. Man en ik kwamen met onze fietsen achterom, terug van een fietstochtje door de kou. Achter in de tuin zie ik iets vreemds. Iets wat daar niet hoort. Iets bruins. Het kijkt mijn kant op, en dan zie ik het: het is een  buizerd. De buizerd ziet dat ik hem zie, en daar houden buizerden niet van. En dus kiest hij het hazepad en fladdert er vandoor. En dan zien we dat die buizerd op iets zat. Juist ja, op een duif. Die nu ligt te flapperen op de grond. “Oh god, hij leeft nog!” roep ik. Dat is naar, dat een aangevallen beest niet meteen dood is en dus nog leeft en dat je dan niet weet wat je ermee moet doen. We besluiten het maar even af te wachten. Duif kruipt in een hoekje van de tuin, maar voordat Man en ik goed en wel binnen zijn is de buizerd er ook weer. Dus wij snel naar buiten om de aanvaller weg te jagen. Dat is misschien voor die buizerd ook wel weer zielig, want die heeft vast honger en moet misschien ook nog wel een stuk of wat bloedjes van kleine buizerdjes voeren, dat weet je niet. Maar zoals het nu eenmaal in de mens ingebakken zit: we hebben altijd meer compassie met het slachtoffer dan met de dader. En wie in dit geval slachtoffer en wie dader is is redelijk makkelijk vast te stellen. Duif lijkt intussen redelijk te kunnen bewegen, maar we zien ook dat hij gewond is aan zijn vleugel. Wat te doen? Doodmaken kunnen we niet (wij zijn het grootste soort watjes dat je je maar voor kunt stellen, zeker als het om dierenleed gaat). Laten verscheuren en opeten door die buizerd kunnen we ook niet. Als we nou zorgen dat ie veilig is, dan herstelt ie misschien wel weer, bedenken we. Dan wordt ie in ieder geval niet uit elkaar getrokken, is onze tweede beredenering. Dat vindt duif zelf vast ook fijner. En dus haalt Man een grote doos uit de oudpapierbak en schuift Gewonde Duif erin. Schoteltje water en graantjes erbij en dan maar hopen dat ie opknapt. In het tuinhuis zit ie in ieder geval veilig, droog en rustig. Tot vanmiddag. Als Dochter besluit dat ze haar fiets nodig heeft. Die in het tuinhuis staat. Er klinkt een ijselijke gil en op hoge poten komt Dochter naar binnen gesneld. “MAM!! Er zit een DUIF in het tuinhuis!! In een DOOS!! Ik schrik me he-le-maal een hartaanval!” Oeps. “Ik denk wat doet die grote doos nou hier,” gaat Dochter verder, “dus ik schuif ‘m een eind opzij, komt er ineens een grote VOGEL uitgefladderd!” Oh jee. “Leeft ie nog?” vraag ik, geheel ten overvloede. “Nou, dat lijkt me wel hè,” zegt Dochter. “Maar IK viel wel bijna dood neer van schrik.” Tja. Weer wat geleerd: breng je huisgenoten altijd op de hoogte als je een revalidatiecentrum begint. Scheelt een boel hartaanvallen.