Ik las laatst een mooie spreuk: ‘Houden van is ook op tijd loslaten’. En lieve trouwe Tommie, dat heb ik dus nu gedaan. Ik heb je losgelaten. Maar mijn god, wat is dat moeilijk.
Ik kan niet naar jouw foto’s en filmpjes kijken zonder te huilen, en over jou schrijven raakt me tot in het diepst van mijn hart en maakt dat de tranen mijn blik vertroebelen. Gistermiddag kwam de dierenarts. Eergisterochtend namen we het besluit. Die twee dagen zijn de langste uit mijn leven. Ik huilde, vantevoren, tijdens en daarna. Ik was niet sterk en ook niet dapper. Ik wou alleen maar tegen die dierenarts zeggen ‘Laat maar, het hoeft niet meer, we zien er vanaf.’ Ik weet bijna zeker dat die dierenarts meer met mij te stellen had dan met jou, lieve Tommie. Dat infuus in je voorpootje weigerde je toe te laten, zoals je altijd al panisch werd als iemand aan jouw voorpootjes zat. Je had pijn, je raakte in paniek. En dus moest er een andere prik komen, eentje die heel veel pijn kon gaan doen. En toen, lieve lieve Toms, raakte IK in paniek. Want ik wilde niet dat je pijn zou hebben, het moest vreedzaam en pijnloos gaan.
Gelukkig was de dierenarts heel lief en begripvol. Ze nam alle tijd en legde uit dat die eerste (narcose)prik niet per se altijd zoveel pijn hoeft te doen. We stemden met pijn in ons hart dus toe, en gelukkig (dank dank dank) voelde je er niks van. En terwijl je diep in slaap viel, knuffelden we je en gaven we je nog heel veel lieve laatste woordjes mee. En toen kreeg je de uiteindelijke prik. Het was klaar.
En we huilden. Man, ik, Zoon en Dochter, die erbij waren. Ik heb geen woorden om te zeggen wat het met me doet. Je hoort bij ons, bij ons gezin, bij mij. Waar ik was, was jij. Ik noemde je altijd mijn schaduw. Zestien jaar mocht je bij ons zijn. En wat was je een sterke hond. Je kon zó hard rennen, niemand van ons won van jou. We leerden je verstoppertje spelen, en als je voor me uit liep in het bos, moest ik altijd lachen om de manier waarop je met je staartje in een krul omhoog voor ons uit of om ons heen hupste. Toen je vier jaar geleden ineens door een rare val een ruggenmerginfarct kreeg en helemaal verlamd raakte, brak een moeilijke tijd aan, voor ons allemaal. Je lag drie dagen in het dierenziekenhuis in Leipzig, en thuis moest je revalideren. En dat lukte. Na verloop van tijd kon je weer lopen, en door jouw sterke gestel mochten we met elkaar nog vier fijne jaren samen het leven vieren. En dat deden we.
Maar nu ben je oud, het werd voor jou -en dus ook voor ons- allemaal steeds lastiger. Je bent al een poos helemaal doof, en met één oog zag je niet meer. Ook je andere oog liet het steeds verder afweten. We moesten een luierpakje voor je maken, en je werd onrustig. Je kon niet meer alleen zijn, dan zat je bij de deur te piepen. Je was gewoon óp. En daarom namen wij het moeilijkste besluit ooit. Loslaten waar je zóveel van houdt.
Ik hoop dat ik ooit weer kan stoppen met huilen. Dat ik kan berusten. Er vrede mee kan hebben. Ik denk dat dat wel gaat lukken, straks. Maar nu nog niet. Mijn hart huilt. Maar toch, straks zullen de mooie, lieve en waardevolle herinneringen aan jou mijn hart verwarmen. En zal ik blij en dankbaar zijn dat je zo lang bij ons mocht zijn. Dankjewel lieve Tommie, voor alles. Nog steeds zal ik als ik nerveus of bang ben, denken aan jou, bij mij op de bank. Samen onder een dekentje. Dat beeld blijf ik koesteren. Ik ga je heel heel erg missen, maar diep vanbinnen weet ik: het is goed zo.
Dag lieve Tomsje, we gaan je een mooi plekje geven; je blijft dichtbij ons. Met al onze liefde, voor altijd.