Openbare wc’s

Ik ga niet graag naar openbare wc’s. Die zijn per definitie heel vaak heel ingewikkeld. Laatst reden Man en ik op een Duitse snelweg. Ik moest heel nodig plassen. We stopten bij een koffiecorner.

“Ga jij maar eerst,” zei ik tegen Man, want die moest ook nodig, en dan kon ik hem mooi uithoren over Het Systeem. Want nee, dat is heus geen standaardprocedure.
“Niet moeilijk,” meldt Man even later opgewekt. “Gewoon het pasje voor die automaat houden en dan komt je ticket en daarmee kun je door het poortje.” Arghhh. Ik hoor Automaat, Poortje, Pasje en Ticket. Daarvan alleen al schiet mijn stresslevel omhoog. Maar als het zo simpel is dan moet het lukken. Ook bij mij – zélfs bij mij. Ik wapper met het pasje voor de elektronische ogen. Er gebeurt niks. Er is een gleuf. Ik stop het pasje er zo’n tien keer in, en alle tien die keren gebeurt er niks, behalve dat er misschien nu wél al tien keer een euro is afgeschreven. Ik plas bijna in mijn broek.

Er staat een jong meisje achter de balie bij de koffie, maar ik vertik het om haar te vragen hoe ik in vredesnaam die wc binnenkom. Ik haal Man. Hij houdt het pasje voor een oog en het ding spuugt braaf een ticket uit. Ik stamp naar binnen, boos op die automaat, op mezelf en op het hele systeem. Als ik klaar ben wil ik doorspoelen, maar er is geen knop. Ik zwaai, soms helpt dat. Er gebeurt niks. Ik ga het hokje uit, geen idee of die wc zelf nog nadenkt over doorspoelen. Ik zwaai naar de zeepdispenser, die de zeep sneller laat vallen dan ik had verwacht. Nog een keer. Dan zwaaien naar de kraan. Er komt water, gelukkig. Er is ook nog een ding waarmee je je handen kunt drogen. Maar daar begin ik niet eens meer aan. Eén troost: mijn blaas is leeg. Pfff.