Na de week bij de trullo van Zoon en Schoondochter, gaan Man en ik weer op weg. Onze eerstvolgende stop is Matera, de stad van de eeuwenoude grotwoningen. Matera was in 2019 de culturele hoofdstad van Europa, en dat is geheel terecht. Je kijkt je ogen uit in de wirwar van straatjes met woningen uitgehouwen in de rotsen.
Wij overnachtten in het historisch centrum. De auto moest ergens anders geparkeerd worden. Man reed een weg in waar hij niet verder kon, en dus draaide hij om. Kwamen we er naderhand achter dat daar een camera hing en dat er op zo’n drie meter hoogte een inrijdverbodsbord stond. Dat bord kon je vanuit de auto onmogelijk zien. We vrezen dat we het souvenir van deze dubbele actie bij thuiskomst wel een keertje in de brievenbus zullen vinden. En we zijn op het nippertje ontsnapt aan nog zo’n souvenir. We waren de spullen uit de auto naar binnen aan het zeulen, en hadden de auto dus even voor de deur gezet. Op het moment dat we een paar seconden samen binnen waren, waren de carabinieri al geestdriftig een bon aan het uitschrijven. Gelukkig trokken ze de bon in; voor hetzelfde geld ben je mooi de sjaak.
Na Matera reden we naar de Amalfikust. In het hoogseizoen is het daar vreselijk druk, nu konden we gewoon relaxed de hele kustroute rijden en genieten van de prachtige uitzichten. De dag daarna bezochten we Pompeï, de Romeinse stad die tweeduizend jaar geleden werd bedolven onder de lava van de Vesuvius. Ook hier hadden we geluk met de weinige bezoekers in deze periode. We konden op ons gemak alles bekijken. In de regen, dat dan weer wel.
We overnachtten in een B&B in de bergen, vlakbij Napels, met uitzicht op de Vesuvius. ’s Nachts ging het onweren. De stroom viel uit. Nou hebben Italianen de gewoonte overal noodverlichting te hebben. En dus sprong middenin de nacht op onze kamer de noodverlichting aan. Dan zou je verwachten dat dat gedempte verlichting is, maar nee. Alsof er een bouwlamp op je snotterd gericht wordt. Ik zat meteen rechtop in bed, klaarwakker. En de lamp bleef nog fijn een paar uurtjes aan. Slaap zacht.
De volgende ochtend wilden we naar de Vesuvius. Man had de dag ervoor online met heel veel moeite tickets weten te kopen. Om 09.00 uur ging de toegang open, en dus gingen we op tijd op pad. De krater hing in de mist, zagen we beneden al. Maar dat was nog niet alles. Er kwam ook verschrikkelijk slecht weer aan. Als in onweer, hagel, windstoten en alles wat daarbij hoort. De combinatie Onweer, Berg en Ik gaan niet goed samen. Ik wilde die berg al helemaal niet meer op. Man wilde dat wel. Die dacht dat het allemaal wel mee zou vallen. Hoe hoger we kwamen, hoe grimmiger de lucht, én ook de sfeer in de auto. Als je in één en dezelfde auto allebei per se precies de andere kant op wil, dan is dat best een dingetje. Toen de bui in alle hevigheid losbarstte (zowel in als buiten de auto) en de hagelstenen de weg veranderden in een glijbaan zijn we toch maar teruggereden. Man wilde de bui afwachten en opnieuw naar boven. Ik niet. Er bleven dreigende luchten komen en de krater lag voortdurend in de mist. Lang verhaal kort: we hebben de krater niet gezien. Maar weten nu wel alles over uitbarstingen op die vulkaan. Poeh poeh.
Gaandeweg leren we ook weer veel over de Italianen. Hun eetgewoontes bijvoorbeeld. Het ontbijt bestaat alleen maar uit zoet. Zoete croissants en cakejes, met daarbij heel sterke koffie. Je bent dus wel in één klap wakker. Verder eten Italianen laat en veel. Op het menu achtereenvolgens de antipasto, primo, secondo en dessert. Ik zit al vol na de primo. Ik weet niet hoe Italianen dat doen, maar als ik in Italië zou wonen zou je me in no-time van de bergen kunnen rollen.
Ook in het verkeer zijn Italianen bijzonder. Wij hebben geprobeerd de verkeersregels te begrijpen. Dat is niet gelukt. Italianen rijden in kleine autootjes, en dat is niet zomaar. Want bij elke kruising wordt het autootje er moeiteloos tussen geperst. Je mag ook gewoon parkeren onder de ‘Niet-parkeren’ verbodsborden. En je mag de weg oprijden zonder te kijken. Of ineens áchteruitrijden midden op de drukke weg als je toevallig een parkeerplek zag. Oh, en je moet toeteren! Heel luid en heel vaak. En je hoeft je nergens aan de maximum snelheid te houden. Doet iemand dat wél, dan laat je al toeterend weten dat ie een beetje moet dóórrijden. We leren het nog wel. Dus mocht je binnenkort een stel kogelronde toeterende Boeddha’s spotten in ons dorp: dan zijn wij weer thuis. Maar eerst onze roadtrip afmaken. Wordt vervolgd. Ciao!