Wij hebben een mooi nieuw tuinhuis met overkapping. Onder die overkapping staan een loungebank, een hangstoel en een eettafel met twee rieten lampen erboven. Wit plafonnetje, witte muren, kortom: hartstikke hip, strak en trendy. Maar nu heeft een verliefd koppel zijn oog laten vallen op die plek als hun toekomstige woonbestemming. Jawel, onze overkapping is geconfisqueerd. Door een stel tortelduifjes. En nou heb ik een dilemma.
Het begon redelijk onschuldig. Twee turkse tortels woonden al langer in onze tuin. Maar nu zijn ze dus op zoek naar woonruimte, want er moet een gespreid bedje komen voor het verwachte kleine grut. En toen ontdekten ze onze overkapping. Ze zaten samen bovenop het frame van de hangstoel, op het kacheltje aan de muur en op de rieten lampen. En precies dáár moest het bed komen. Takken werden aangesleept om de lamp te metamorfosen tot geschikt kraambed. Ik zag het met lede ogen aan. Want ik ben een dierenvriend en gun het stel hun geluk. Maar duiven kunnen één ding ook heel erg goed, en dat is: poepen. Als in Heel Veel Poepen. Liefst urenlang op een en dezelfde plek, waar al die poep zich dan verzamelt tot een dikkige grijs-witte massa. Die poep zit nu op de kussens van de loungebank en de hangstoel, op de eettafel, op de vloer en op de lampen. Daar wordt een mens niet echt vrolijk van.
En dus ben ik een ontmoedigingsbeleid gestart. Ik heb wasknijpers op de lampen gestoken, en kartonnetjes op de kachel en op de hangstoel geplakt. Nu kunnen ze dus niet meer landen. Ja, dat is zielig. Maar ze geven het zo snel niet op. Vooral dat kacheltje blijft een heet hangijzer. Want nu gaan ze gewoon bovenop het karton zitten. Man dacht ook heel slim te zijn met zijn bijdrage en stak twee harde bezems met de borstels omhoog achter de kachel. Daar ga je liever niet op zitten, denkt elk verstandig wezen. Zo niet die duiven. Op een gegeven moment zaten ze doodgemoedereerd dicht tegen elkaar aan óp die stekelige borstels. Met takjes in de snavel. Ze zijn erg vasthoudend, die tortels. Of gewoon dom, dat kan natuurlijk ook.
Intussen ben ik al een keer of tien in de weer geweest met nog meer wasknijpers en nog grotere stukken karton om het stel aan te sporen toch echt hun biezen te pakken, maar het schiet gewoon niet op. Ze blijven pogingen doen per se daar onder die overkapping een plek te willen veroveren voor hun liefdesnestje. Ik wou dat ze eindelijk het inzicht kregen dat het zo niet erg opschiet. Dat ze nu toch echt moeten gaan voortmaken met een duurzaam nest, hoog in een boom of zo. Maar ze lijken het maar niet te snappen. En iedere keer als die duiven weer op moeten vliegen omdat dat vreselijke mens met haar wasknijpers weer in aantocht is, voel ik me schuldig. En dus blijf ik voer op het voederplankje strooien, zodat ze hier gewoon een graantje kunnen blijven meepikken.
Dom van mij? Omdat ik ze daarmee ook weer de tuin in lok? Misschien. Maar het voelt voor mij meer als troostvoer. Voor hen, maar ook een beetje voor mezelf.
Om het goed te maken.