Nu de scholen nog net niet open zijn en het dus nog kan, kwamen afgelopen maandag de zusjes kleuter en peuter samen logeren. Ze werden om half vijf ’s middags gebracht en hadden er vooral heel veel zin in. Toen het bedtijd werd gingen ze braaf naar boven.
De peuter deed zelf haar pyjama aan en zodra ik ook maar één vinger naar haar uitstak om hier en daar wat te helpen, ging de boel weer uit met een duidelijk ‘zélluf doen’. We poetsten tanden, lazen boekjes voor en zochten nachtlampjes die vanzelf aangingen als ze hun bed uitkwamen. Ze kropen gezellig tegen elkaar aan en gingen slapen. Dat was althans het plan.
Wij gingen naar beneden. En hoorden de peuter roepen. We gingen weer naar boven. Peuter was bang voor monsters. Erg bang. We praatten op haar in tot ze weer rustig was en gingen weer naar beneden. Maar de peuter was nog steeds bang, zo meldde ze luid en duidelijk. We gingen weer naar boven. De peuter begon te huilen. Man besloot op de overloop bij de deuropening te gaan zitten. Wat natuurlijk pedagogisch gezien absolute fout met hoofdletters is. Maar ze was wel stil en even later sliepen ze. Allebei. En de kleuter ook.
Man en ik gingen voor de zekerheid maar vroeg naar bed. Onze nachtrust duurde tot half vijf. Toen was de peuter wakker. “Oóoooopáaaaa!” Dat was voor mij dan wel weer een voordeel, dat ze opa kwijt was. Man ging zijn bed uit. De kleuter werd ook wakker. Lang verhaal kort: ze gingen niet meer slapen. En dus kwam de kleuter bij mij liggen, en verhuisde Man naar de peuter. Ik denk dat ik rond 7 uur nog een half uurtje slaap gepakt heb. Toen begon de ochtend.
Wij starten graag een beetje traag op, maar daar hebben die kinderen geen boodschap aan. Ze zijn wakker en meteen up and running. Iets na 8 uur werden de twee andere kleinkinderen ook gebracht. De dag kon niet meer stuk. Allevier een dagje bij opa en oma, wat een feest. De baby ging in de box, de anderen klommen er beurtelings bij (ja ja, in de gaten houden dus). We deden Schipper mag ik overvaren, en we oefenden ons dansje op Jerusalema. Man ging in de stromende regen de hond uitlaten, en de twee peuters en de kleuter wilden mee. Ik heb maar één kinderparaplu. Dus kreeg de kleuter een grotere paraplu, waar ze met zijn tweeën onder konden. “Niet elkaar de ogen uitsteken met die paraplu’s hoor,” waarschuwde ik maar vast. Na een klein halfuurtje kwamen ze terug. Zeiknat. De jassen, mutsen en schoenen gingen op de verwarming. Gelukkig hadden ze allemaal hun ogen nog. Het ging hartstikke goed, meldde Man. Wat hebben wij toch ook voorbeeldige kleinkinderen.
Ik gaf de baby een geprakt banaantje en legde haar op bed. De ene peuter wilde graag vevveren, maar dat vond ik niet zo’n goed plan. Doen we wel als ze individueel hier zijn, of als ze zestien zijn. We gingen kleuren, met stift, wat ook al een hele uitdaging is. Ik waarschuwde alweer – nu voor stift op de muur, op de tafel, op de stoelen of op de kleren. Daarna speelden we kappertje. Ik deed hen een schort om wat eigenlijk een Zorrocape was maar wat niemand in de gaten had, pakte een plastic schaartje uit de dokterskoffer, een kam, spiegel en elastiekjes en de salon was geopend. Sorry, Meneer Mark, wij doen dat gewoon tóch.
De verkleedkisten (twee stuks, hele grote) kwamen weer voor de dag. We waren superhelden, prinsessen, gingen trouwen en zwaaiden met toverstafjes. De vloer in de kamer veranderde in heel korte tijd in een slagveld aan kleren en attributen. De peuters liepen de rest van de dag in een roze tutu en een heldencape van witte kant. Intussen werd het lunchtijd. De baby was ook weer van de partij en peuzelde haar bammetje, gevoerd door de kleuter. Na het eten gingen we kleien. Dat duurde niet zo lang. Ik trapte alweer met een sok in de klei, zoals altijd als we kleien. En denk maar niet dat je die klei gewoon weer uit je sok krijgt gepeuterd. Nope. Naar boven en schone sokken aan. De kindjes werden moe. Wij ook, maar dat is van ondergeschikt belang als je oppast. We installeerden ons op de bank en zetten een filmpje op. Of twee. En de rust daalde tijdelijk als een warme mantel over ons neer.
Gedurende de hele dag deden we mee aan de zindelijkheidstraining van jongste peuter. De andere peuter is al een poosje dag en nacht zindelijk, die hoeft dus alleen nog maar heel hard naar de wc te rennen, roepende: “ophouden, ophouden!” Jongste peuter kan al op het potje plassen, maar weet nog niet precies wanneer. De score aan het einde van de dag waren vier natte broekjes plus maillootjes die allemaal door Man op de hand uitgewassen waren en over de verwarming hingen. Precies op de valreep, vlak voordat haar papa haar kwam halen, poepte de peuter nog snel even in haar broek. Man loste het op, terwijl ik de rest in bedwang hield. Want de kinderen waren moe. En als kinderen moe zijn willen ze heel graag huilen.
Jongste peuter zat heel hard te huilen op het potje omdat ze niet op het potje wilde, oudste peuter huilde omdat de kleuter haar cape had afgepakt, en de kleuter zat onder het bureau te sippen. De baby huilde vanwege doorkomende tandjes. Kortom: het was best een spektakel hier in huis. Die kwam nog eens tot een hoogtepunt toen de wiebeltand van de kleuter – die al wékenlang wiebelt- ineens verdwenen was. Terwijl ze van een maiskolf at. Ik zag het, zei het, en de kleuter ging héél hard huilen. Totale paniek. Want waar was die tand? En hoe moest het dan met de Tandenfee? Ik zei dat ze die tand waarschijnlijk had ingeslikt, en dat ie er dan wel weer uit zou komen. Een fijn onderzoeksklusje voor papa of mama dus. Ik speurde voor de zekerheid de hele omgeving rond en op de tafel af, maar geen tand.
De papa’s kwamen. En gingen met de kroost en hun hele hebben en houden de deur weer uit. Wij zwaaiden hen enthousiast uit. “Doeiiiiiiiii! Tot de volgende keer!” Nog een dikke knuffel, zwaaien en de deur kon dicht. Opruimen. Schoonmaken. Voor nu. Morgen die vloer maar weer stofzuigen en dweilen. En die ramen lappen. De smeerkaas van de stoelen boenen. Morgen. Nu uitgeblust op de bank. Tevreden, dat ook. Omdat we ze weer een dagje hadden en daar ondanks alle hectiek gewoon heel erg van genieten. Die vrolijkheid, gezelligheid, blijheid en bijdehante uitspraken; we moeten ook heel vaak erg lachen. We zijn gek op ze. De schatjes.
En o ja: die wiebeltand?
Wordt vervolgd…