Wij hebben een nieuwe bank. Eindelijk. Want mede door corona zijn we ruim een jaar doende geweest om een keuze te maken. Maar nu is ie er dan, onze nieuwe hoekbank. Bij een nieuwe bank hoort een nieuw kleurtje op de muur erachter, besloot ik. Dus daar begon de volgende zoektocht. Naar een kleur.
De verfkleur moet je kiezen van een strookje papier van een paar centimeter groot. En je zult altijd zien: die kleur op dat strookje ziet er dan op de een of andere manier toch ineens héél anders uit dan bij jou op die muur.
Ik besluit de koe maar meteen bij de horens te vatten. Ik loop al weken met kleurstrookjes rond, kijk en kijk en keur en kijk. Maar ik wéét het gewoon niet. En dan komt ineens het bericht van die lockdown. Dan kan ik misschien niet eens meer naar de bouwmarkt voor verf. Dus moeten er nu maar gewoon heel snel knopen worden doorgehakt. Ik kies een kleur in een groentint, die – denk ik- mooi past bij de bank en – denk ik- bij de donkerblauwe eetkamerstoelen en – denk ik- bij al die groene planten die ik daar heb verzameld en – denk ik- bij de ivoorkleurige overgordijnen.
Ik haast me naar de Praxis. Bij de verfmengafdeling is één mevrouw voor me. Ze moet een kleur kiezen maar weet niet welke. Het thuisfront had al meegedacht, maar nu wordt het toch ineens heel moeilijk, want ze moet haar hele huis. Ik heb met haar te doen. Het duurt lang, en gelukkig komt er een andere medewerkster bij, die mij en de inmiddels andere wachtenden gaat helpen. Ik bestel mijn verf. Voor op de muur, en meteen ook als lak voor een sidetable die achter de bank moet. Dat gaat vast erg mooi worden. Intussen wordt het drukker en drukker bij de Praxis. Ik weet nu wat half Nederland met de kerst gaat doen. Muren verven.
Vandaag besluit ik om meteen de klus maar te klaren. Ik stop de boel onder, plak de randjes af en maak het blik open. Het is best groen. Maar ja, dat krijg je als je een groene kleur kiest, dat is niet heel gek of zo. Ik giet de verf in de lekbak. Het is niet zo heel veel en de verf is erg dik. Ik vraag me af of het genoeg zal zijn. Ik begin. Het valt niet mee om zo’n spachtelputzmuur te verven. Dat komt door al die bobbeltjes. Of beter gezegd: door al die kleine gaatjes ertussen. Ik moet er honderd keer overheen met mijn zware pluizenbol-verfroller en dan nog zie ik er witte puntjes tussen zitten. De hoeveelheid verf wordt snel minder. Te snel. Ik meng er een flinke scheut water doorheen. Topidee, ik heb nu absoluut méér verf.
Het knoeit. Het drupt in mijn mouw als ik mijn arm optil. Ik moet heel voorzichtig verven en de roller goed afsmeren. Maar de muur wordt in ieder geval groener en groener. De lekbak is nagenoeg leeg als ik nog een flink stuk te gaan heb. Met de pannenlikker uit mijn keukenla schraap ik elk restje groen uit het blik. Ik doe er voor de zekerheid nog maar wat water bij. En daarmee krijg ik nét de hele muur geverfd. Ik maak de roller en de bak schoon en bekijk het resultaat. Het is… groen. Ik weet ineens niet zo zeker of ik eigenlijk wel van dit groen hou.
Ik moet er misschien gewoon nog wat aan wennen. Ik kan altijd nog een andere kleur halen en eroverheen smeren. Maar de bouwmarkt is dicht. Gaat over een maand pas weer open. Dat geeft me in ieder geval de tijd om eraan te wennen. Ik heb trouwens ook die lak voor dat tafeltje, in precies dezelfde kleur. Toch nog maar even mee wachten. Misschien kun je trouwens bij de bouwmarkt ook gewoon je verf bestellen en daar afhalen. Maar eerst maar eens een poosje naar die muur gaan zitten kijken. Tot ik groen zie.
Ik vraag voor mijn verjaardag een stylist. Dankjewel alvast.