Zo af en toe krijg ik het op mijn heupen. In dit geval heb ik besloten dat er meer groen in huis moet. Kamerplanten zuiveren de lucht, dus dat is alvast mooi meegenomen. En daarnaast ziet het er ook heel gezellig uit als je midden tussen de planten woont. Alsof je in een boomhut leeft. En laat ik dat nou stiekem altijd al gewild hebben.
Op naar het tuincentrum dus. De Dochters gaan gezellig mee. We schuifelen tussen de zeventig-procent-korting-kerstspullen door naar de kamerplanten. Ik spot een heel mooie paradijsvogelplant. Zo’n groot exemplaar – eigenlijk zijn het er twee aan elkaar- waarin dan twee keer per jaar van die prachtige exotische bloemen bloeien. Die wil ik hebben. In mijn hoofd popt de vraag op waar ik ‘m neer ga zetten. Ik duw de vraag snel weg. Dat wéét ik toch nog niet? Nou ja, eigenlijk weet ik het wel: ik heb eigenlijk helemaal geen plek. Maar ja, dat zie ik dan wel weer. Thuis. Want nu wil ik ‘m gewoon hebben, en ik vind in de huiskamer vast wel ergens een plek. Huh-huh.
Ik neem ook nog twee potten mee voor planten die ik vorige week kocht. Die waren bestemd voor op de vensterbank, maar bij nader inzien is daar eigenlijk ook geen plek. Er staan al planten. Dan maar op de vloer, maar eerst moeten de planten in de nieuwe potten. Buiten is het koud, dus ik klaar de klus binnen. Dat is misschien niet zo slim, die zak potgrond op de eettafel. Gelukkig heb ik een stoffer en blik en een stofzuiger.
Dan moet de grote paradijsvogelplant in een pot. Die plant zit in een binnenpot. Dat ziet er in zo’n tuincentrum hartstikke mooi uit, maar die plant moet uit die pot, want bij mij krijgt ie meer ruimte rondom zijn voetjes in een grotere binnenpot. Nou, dat blijkt wel nodig ook. Dochter en ik krijgen de plant met geen mogelijkheid los uit de pot. De wortels zitten er gewoon in vergroeid, voor eeuwig vastgeklonken in hun plastic omhulsel. We besluiten dan maar grof geschut in te zetten.
Met een schaar en een mes proberen we de plastic pot los te wrikken. Het lukt niet. Pas als Man met bruut geweld en een groot mes de pot op verschillende plekken stuksnijdt, kunnen we de pot los pellen van de enorme wortelkluit. Intussen kun je bij ons op de vloer gewoon gras inzaaien of whatever wat; de bodem van potgrond is al gelegd.
We stoppen de plant in een grote pot en vullen ‘m op met potgrond. Ik zet ‘m voor het raam, maar eigenlijk staat ie daar gewoon niet mooi. Dat krijg je als je iets aanschaft waarvoor je eigenlijk geen plek hebt. Hij staat nu tussen twee andere heel grote potten in. En dan krijg ik opeens een subliem idee.
Want eigenlijk bestaat die nieuwe plant uit twéé planten. Het zijn twee aan elkaar gegroeide enorme scheuten. En ik bedenk dat ik die natuurlijk ook gewoon van elkaar kan scheiden. En dan die planten die nu in die grote potten staan eruit, en deze twee erin. Wat een geweldig idee. Ik haal de plant weer uit de pot en probeer met een mes de wortels door te snijden. Dat gaat niet.
Ik roep Man erbij. Die komt met een zaag aanzetten. Ik denk dat die plant intussen ook al best bang wordt als die Man ziet aankomen. Het kost erg veel moeite om die wortels door te zagen. Het ziet er erg misdadig uit, ik krijg bijna medelijden met de plant. En dat terwijl ik het juist zo goed bedoelde. “Oh,” zegt Dochter dan ineens, “weet je wat er trouwens in dat tuincentrum op een groot bord stond? Dat je planten nooit meteen moet verpotten.” Fijn. En dan mocht je de wortels van planten vast ook niet met een enorme zaag middendoor zagen. Pffff.
Intussen liggen er twee paradijsvogelplanten met doorgezaagde kluit in een homp potgrond op mijn houten vloer. Ik haal de andere twee planten uit hun potten (gedoe), zet die in andere potten (meer gedoe) en plant de paradijsvogels in de nu lege hoge potten (erg veel gedoe). Nu nog een plek vinden voor die twee lage potten. Het is een beetje vol in mijn kamer. En groen. Dat dan wel. Ik ruim de rommel op en bedenk dat ik altijd nog een tuincentrum kan beginnen. Ik weet nu in ieder geval hoe je moet stekken. Of splitsen. Of hoe dat ook heet. Nooit geweten dat ik zulke groene vingers heb. Maar eerst moeten die planten het nog gaan overleven. Daarom praat ik maar vaak tegen ze. Om het goed te maken. Er hangt ook een mooi plaatje van zo’n bloem aan de steel. Als voorbeeld van hoe het moet. En als het zover is verplaats ik me van mijn boomhut naar het tropisch regenwoud. Je kunt het slechter treffen.