Dochter is weer aan het studeren geslagen, en moet daarvoor één dag in de week naar school, op anderhalf uur rijden van haar woonplek. Onlangs had ze tentamens, en moest daarvoor twee dagen achter elkaar op haar school zijn. En dus zocht Dochter een overnachting, liefst een beetje betaalbaar. En dat viel nog niet zo mee. Dus dacht ik: misschien kan ik haar een handje helpen. Ja joh, ik weet het: ik heb soms van die kneitergoeie invallen.
Nou ben ik toevallig lid van een organisatie waarbij je als fietser of wandelaar bij particulieren voor een aantrekkelijk tarief kunt overnachten. Mijn zus en ik maken er weleens gebruik van tijdens onze lange-afstandswandelingen. Die overnachtingen zijn bedoeld voor aangesloten fietsers en wandelaars, en dat is Dochter in dit geval niet. Maar het gebeurt ook vaak dat de gastadressen ook gewoon een B&B zijn. En dus besluit ik maar eens te kijken of ik voor Dochter een onderkomen voor één nacht kan vinden.
Ik zoek in het handige online-systeem en vind een aantal gastadressen in de buurt van haar school. Ik besluit er maar gewoon eentje te gaan bellen. Ik krijg een alleraardigste mevrouw aan de telefoon, die het meteen hartstikke leuk vindt als Dochter komt overnachten. Maar, zegt de mevrouw, ze moet wel rond etenstijd even naar het inloophuis om een hapje te gaan eten. Of Dochter misschien ook nog moet eten dan? Want dan kan ze gewoon meekomen. Wat aardig van die mevrouw! Nou, dat zal Dochter vast heel fijn vinden, zeg ik blij. Dan is dat ook meteen getackeld. Ik app het naar Dochter. Ze reageert meteen.
– Inloophuis?? Is dat niet zo’n sociaal project voor minderbedeelden?
– Geen idee. De naam doet wel zoiets vermoeden. Maar je hebt dan in ieder geval een maaltijd, en die mevrouw wacht op je in dat Inloophuis en loopt na het eten met jou samen naar haar woning. Wel zo gezellig toch?
– En dan zit ik aan tafel met allemaal mensen die ik niet ken?
– Het hoéft niet per se, je kunt ook bellen dat je eerst nog wat wilt studeren op school en pas later komt. Dan ga je meteen naar haar woonadres.”
– Hm.
– Je kunt het ook zien als een sociaal experiment. Is goed voor de mens.
– Nou ja, ik moet dat maar gewoon doen dan. Het zal wel meevallen toch?
– Vast!
Rond etenstijd appt Dochter.
– OMG. Ik zit aan tafel met 15 senioren die niet helemaal sporen.
Vervolgens komen er wat foto’s van de maaltijd, geheel verzorgd door de inloophuizers zelf. Ik begin een beetje te snappen wat ze bedoelt en een naar schuldgevoel kruipt mijn lijf binnen. Nu maar hopen dat dat verblijf meevalt.
Een paar uur later is Dochter in het huis van de gastvrouw. Ze is er niet alleen. De gastvrouw heeft nóg een gast uitgenodigd. Een jongeman. Maar geen doorsnee jongeman. Het gaat hier om een jongeman die zienderogen snakt naar een vriendin, en die zienderogen ook nogal met wat issues te kampen heeft. Om te beginnen is hij dakloos. Jawel. Dochter slaapt in huis met een labiele zwerver.
En dat is nog niet alles. In het huis van de gastvrouw is het een chaos van spullen en dingetjes. Alles ligt en hangt vol. Maar dat is nog niet het ergste. Want Dochter komt al snel behoorlijk wat aan de weet over haar gastvrouw. Zo loopt de mevrouw regelmatig ineens weg, met de mededeling dat ze het even niet meer trekt. Om er op een gegeven moment doodleuk aan toe te voegen: “Ik ben bipolair weet je. En soms heb ik ook last van psychoses. Mijn kinderen zijn daardoor uit huis geplaatst en opgegroeid in pleeggezinnen.”
Dochter weet een moment te ontsnappen en belt me. Ze vertelt de situatie en ik adviseer haar dringend om gewoon nú meteen naar huis te rijden. Het schuldgevoel wakkert aan tot torenhoge waardes. Allemaal mijn schuld dit.
“Zit er een slot op je slaapkamerdeur?” vraag ik.
“Ja,” zegt Dochter. “Die doe ik natuurlijk wel op slot. Want
de dude schijnt ook nog te slaapwandelen.”
Ik kan wel janken. Ik laat Dochter beloven dat ze belt als er iets is, en dat ze vooral op haar kamer blijft vannacht. Dat had ze zelf ook al bedacht. We slapen allebei niet veel die nacht, Dochter om begrijpelijke redenen niet, en ik niet vanwege mijn zorgen op afstand. En dat verdomde schuldgevoel.
In de ochtend komen er weer appjes van Dochter.
– Nou het is hier zo gehorig!
De dude is al vanaf 05.30 door het huis aan het zwerven.
Ik voel me net een maatschappelijk werker.
Zit aan de ontbijttafel met de dude. Vrouw was weggelopen (“ja, ik wil even niet praten nu, ben zo wel weer terug”).
Dude start een gesprek over alle ellende in zijn leven. Toen stond ie ineens op: “Ik moet naar buiten’.
Zit ik hier. Topadres dit.”
Als ze eenmaal weer op straat staat belt ze me. We zijn allebei opgelucht dat het erop zit. En moeten er -achteraf- ook erg om lachen. “Als je nog eens wat weet,” zegt Dochter.
I know. Van je moeder moet je het hebben. Sorry meid.
Iemand trouwens nog een overnachting nodig? Ik ken een heel leuk adresje. En ab-so-luut niet saai of doorsnee. Gegarandeerd.