Kleindochter is voor het eerst met haar papa en mama naar de Efteling geweest, en we hebben haar beloofd dat ze ook een keertje met ons mee mag. Tot die tijd kijkt ze op Youtube (‘Joepjoep’) steeds opnieuw Carnaval Festival en zingt hele dagen “Láa-la-la-láa-la-la-la-la-laaaaaaa”. Afgelopen donderdag was het dan zover. We halen Kleindochter ’s ochtends op en ze staat al te stuiteren. Er moet het een en ander mee voor zo’n uitje: wandelwagen, bomvolle tas, iets te eten voor tussendoor, de rietjesbeker met water erin, regencapes, verschoningen, reservekleren, vestje, jasje en niet te vergeten Konijn en Tut.
Met een tjokvolle auto arriveren we even voor tien uur bij de ingang. We kunnen de auto vrijwel vooraan parkeren, wat al bijna een wonder is gezien de menigte die zich al voor de intree heeft verzameld. Grote dubbeldekbussen droppen intussen enorme hoeveelheden schoolgaande kinderen. Ik hoop maar dat die zich allemaal veel te groot voelen voor het Sprookjesbos, Droomvlucht, de Carrousel en Carnaval Festival: onze doelen voor vandaag. Zodra we door de poort zijn gaan we linea recta richting Droomvlucht. We kunnen zo doorlopen en meteen een gondel in. Wat een feest. Ik zie niks van de elfjes en de trollen, want ben alleen maar gefocust op dat euforische snoetje naast me, één en al vervoering, verwondering en verbazing. Als we bij het einde zijn wil Kleindochter heel graag nog een keer. En omdat er nog steeds weinig gegadigden zijn, mogen we van de Eftelingmeneer gewoon blijven zitten. Is dat even mazzel hebben. Het tweede rondje kijk ik én naar Kleindochter én naar de elfjes en de trollen. Het blijft een zó mooie attractie, ik word er gewoon weer helemaal blij van, net zoals zoveel jaar geleden toen ik het voor het eerst meemaakte. Het is niet alleen voor kinderen fijn om heel even in een sprookjeswereld te zijn, bedenk ik. Na die tweede ronde wil Kleindochter de effjes nog een keer zien, en weer mogen we blijven zitten, hoewel ik denk dat die Eftelingmeneer intussen toch wel bang is dat ie de hele dag niet meer van ons af komt. Nou is het natuurlijk best aantrekkelijk om een hele dag in Droomvlucht te blijven zitten, maar ik besluit Kleindochter er toch maar alvast op voor te bereiden dat we er na dit rondje uitgaan. We bewonderen nog één keer alles in deze wonderbaarlijke droomwereld en stappen dan uit.
De volgende stop is de Carrousel. Die is overdekt, wat heel fijn is, want het regent. Kleindochter gaat samen met Man twee keer in een koets en als we weer buiten staan is het droog. We wandelen door het Sprookjesbos, ik met de wandelwagen, Man met Kleindochter aan de hand (soms) of op zijn arm (vaak). Kleindochter wil alles zien, maar vindt het toch best wel een veilig idee om haar opa dan toch zo dichtbij mogelijk te weten. Er zijn ook best nogal wat levensbedreigende situaties in dat bos. Die wolf bijvoorbeeld, aan die deur bij de geitjes. Van dat hoofd zou ik ook terugdeinzen. En die draak die heel hard gromt als je aan zijn schatkist komt is ook best wel een stuk sjagrijn. Ik bedoel: gun die kindertjes ook wat. De trol in de boom doet ’t niet, we zeggen dus maar dat ie slaapt. Vindt Kleindochter geloof ik niet zo erg. Het ezeltje poept gelukkig wel een gouden munt, en de elfjes in de waterlelies mogen twee keer voor ons dansen, want Kleindochter wil heel graag ‘nog keer effjes zien’. Over de muziekpaddenstoelen is ze heel stellig: die ruiken naar poep. De dansende schoentjes vindt ze geweldig (die zijn ook niet echt gewelddadig of zo), de put van vrouw Holle is best wel eng (eens), en bij het huisje van Hans en Grietje blijft ze maar aan die klink hengelen om die zwarte krijsende kat en die lelijke heks tevoorschijn te toveren, wat ze dan weer helemaal niet eng vindt. Na het Sprookjesbos drinken we koffie, eten iets, Kleindochter kiest een paarse lolly (bah, vies, klopt, gatsie weg ermee) en een verrassingsei (lekker, want sookoolaaa).
Kleindochter probeert wat te slapen in de wandelwagen, maar het wil niet echt lukken. Op naar de Laven dan maar. Het huisje met de pratende trap doet ze eerst met opa. Daarna wil ik met haar de trap op. De eerste paar treden gaat ze mee, maar dan weet ze dat er een trede komt waarop die trap “Au” zegt. “Nee oma!” zegt ze zorgelijk. “Kom maar oma, niet Trap doen, Trap pijn!” En ze draait om. Dus. Hoezo empathisch kind?
En dan gaan we naar dat waar het vandaag allemaal om draait: Carnaval Festival. Oftewel ‘de effeling’. Want al die andere dingen zijn voor haar zo’n beetje randverschijnselen. Gelukkig staat er geen rij. We stappen in een karretje en doen ons eerste rondje. Kleindochter geniet, en wij dus ook. We stappen uit en nemen meteen weer de ingang voor nog een rondje. En even daarna nog een. Dat dat deuntje nog zes dagen in ons hoofd zal hangen nemen we maar voor lief. Het is intussen half drie, en Kleindochter is moe. We besluiten naar huis te gaan, zodat ze in de auto nog even een dutje kan doen. Voor Kleindochter is de dag lang en intensief genoeg geweest en zodra we de weg opdraaien is ze al knock-out.
Kleindochter heeft het nu alweer over een volgende keer. Gaan we doen, vooral nu ze nog te klein is voor al die attracties waar rijen dik staan en waar oma eigenlijk ook niet per se in hoeft. Voorlopig houden we het lekker overzichtelijk bij het Sprookjesbos, Droomvlucht, wat lallende Laven, draaimolens en Carnaval Festival. Voor Kleindochter al uitdagend genoeg. En voor haar oma ook. Alleen al die hardnekkige oorwurm. Láa-la-la-láa-la-la-la-la-laaaaaaa.