Man en ik zijn in Amerika: we maken een roadtrip door het westen. We zijn hier nu anderhalve week en hebben al méér gezien dan een normaal menselijk brein in een heel leven kan bevatten. Wat een indrukken krijgt die grijze massa hier te verwerken. Daarnaast doe ik ook veel kennis op over Amerika en de Amerikanen. Mijn hoofd maakt overuren. Vandaag deel 1 over de vijf eerste dingen die me opvallen.
- Je komt Amerika niet zomaar in. Man en ik vliegen vanaf Schiphol naar Frankfurt, en vanuit Frankfurt naar San Francisco. In Frankfurt ondergaan we vlak voor het boarden een soort van kruisverhoor. Waar gaan we naartoe en waarom? Hoe lang blijven we, wat doen we voor werk (ik heb maar niet gezegd dat ik wellicht ga bloggen over mijn ervaringen in de USA) en hebben we toevallig nog wat wapens in onze tas? Of nog een heleboel contant geld bij ons? Nee, zeggen we, want dat willen we gaan winnen in Las Vegas. Ik ben er niet helemaal zeker van dat dit als humor wordt gezien. Maar goed, gelukkig mogen we als halve criminelen toch het vliegtuig in. Dat geeft de burger moed.
- Je komt de luchthaven in Amerika niet zomaar uit. We zijn onze dag om half 6 ’s ochtends begonnen, en vanwege het tijdsverschil van 9 uur is het voor ons gevoel in San Francisco niet halverwege de middag, maar middenin de nacht. We staan dus al te tollen op onze benen als we de heel lange rijen ingaan voor de douane. Die rij doet me aan een hoogseizoendag in de efteling denken, met het grote verschil dat er in de efteling nog wat beweging in die rijen zit. Wij staan meestentijds gewoon stil. Omdat ik niks beters te doen heb tel ik grofweg het aantal mensen voor ons. Dat zijn er zo’n vijfhonderd. Er zijn drie loketten open. Dan zou je denken dat die douaniers er alles aan doen om die horde mensen weg te werken. Niet dus. Integendeel. Alles gaat op een tergend traag tempo. Ik voel me overgeleverd aan de grillen van de douaniers en nee, dat voelt allesbehalve prettig. Zo wordt één van de douaniers afgelost. Zodra hij zijn collega ziet naderen begint hij zijn spullen te pakken. De collega zet in het hokje ernaast doodgemoedereerd een fles water en een tas neer (duurt echt waar een hele minuut), start zijn computer op (5 minuten), en maakt een praatje met een collega (weer vijf minuten). Arghhh. Het duurt eindeloos, en met iedere toerist wordt ook nog doodleuk een gesprekje aangeknoopt. Eindelijk, na twee uur in de rij, zijn we aan de beurt. De douanier vraagt waarom Nederland Nederland heet. Ik ga bijna gillen. Maar Man is leerkracht, dat krijg je er ook op vakantie niet uit. Dus die begint over de 17e eeuw en legt geduldig de hele ontstaansgeschiedenis van ons land uit. De douanier knikt alsof hij het helemaal snapt. We moeten al onze tien vingers op een apparaat leggen (wáár is de zeep? Hoeveel duizenden vingers hebben hun bacteriën en virussen al op dit apparaat achtergelaten?), de douanier drukt zo langzaam mogelijk twee stempels in ons paspoort, en net als ik de neiging krijg hem gewoon te gaan slaan (HIER met die paspoorten!), overhandigt hij ze ons. Ik ga het liefst rennen. Bij de bagagebanden staan onze koffers zielig naast de band te wachten. We pikken ze snel op en staan voor de volgende uitdaging: waar zit ons autoverhuurbedrijf?
- Autoverhuurbedrijven zitten niet per se altijd op de luchthaven. We nemen de treinshuttle naar de rental-cars afdeling. Eenmaal daar blijkt die van ons ergens anders te zijn. Iets met een bus ernaartoe en buiten wachten. Het is behoorlijk koud, maar gelukkig, na een poosje is daar een bus van de verhuurorganisatie. We rijden half San Francisco door om op hun locatie te komen. Het begint donker te worden, in Nederland wordt het alweer licht. Op het verhuurbedrijf zijn er twee stellen voor ons. We denken dat we zo die auto wel zullen hebben, maar nee. Het duurt en duurt maar en ik kan nauwelijks nog op mijn benen staan van vermoeidheid. Bijna een uur later stappen we eindelijk in onze ruime mini-Van, een splinternieuwe Chrysler voorzien van de allernieuwste snufjes. Die wij niet kennen. We weten niet eens hoe de lampen aan moeten, zijn al blij als we dat uitgevogeld krijgen. Gelukkig hebben we ons eigen navigatiesysteem. Man rijdt ons in een uur tijd in het donker door het drukke verkeer naar onze eerste overnachtingsplek, een kamer met eigen ingang via AirB&B. We gaan meteen slapen en zijn de volgende ochtend om 4 uur wakker. Hoera jetlag!
- Mijn biologische klok laat zich niet zomaar resetten. Die jetlag duurt uiteindelijk een volle week, pas dan slaap ik tot 6 uur ’s ochtends door. Nu is dat niet heel erg, want Man en ik beginnen de dagen graag vroeg om optimaal van de dag te kunnen genieten.
- Amerikanen vragen voortdurend heel vriendelijk hoe het met je gaat. Altijd. Overal. “How are you doing today?” Het is niet de bedoeling dat je dan gaat uitleggen hoe het echt met je gaat. Je zegt gewoon altijd dat het heel fine met je is. Op mijn eerste dag was ik zó moe dat ik bijna in al mijn Hollandse nuchterheid wilde zeggen dat ik best wel doodmoe was vanwege de jetlag. Kon me nog net op tijd inhouden. Gelukkig zijn alle Amerikanen altijd fine too. Dus dan kun je elkaar met een gerust hart ook een fine day toewensen. Iedereen always happy, hoe fijn is dat?
Coming up soon: part two Roadtrip USA ?