En dan ineens gaat het snel. Heel snel. Ze krijgen de sleutel van hun nieuwe huis, ze verven, leggen vloeren, rijden talloze ritjes van Ikea naar de Karwei en terug, puzzelen kasten in elkaar en speuren het internet af naar de mooiste – betaalbare- banken, tafels en stoelen. Ze rijden af en aan met aanhangers en laten witte sporen muurverf achter als ze hier hun emmers, rollers en kwasten schoonspoelen. Ze komen en gaan, en we beseffen het allemaal: ze gaan nu echt het huis uit.
Op 1 juni kregen drie van onze vier kinderen de sleutel van hun nieuwe huis. Zoon vertrok vanuit zijn huurwoning naar een echt grotemensenkoophuis. Beide dochters trekken samen met hun partners in hun splinternieuwe huurappartementen, allebei in hetzelfde complex. De eerste dagen vlogen ze nog in en uit, omdat het nieuwe huis nog afgewerkt moest worden. Maar toen ineens was er die dag dat er voor het eerst in het nieuwe huisje geslapen ging worden. En toen kwam de dag dat ze hun spullen gingen verhuizen van hier naar daar. Hun vertrouwde slaapkamers worden leger en leger. En daar hebben wij allemaal best moeite mee. Want niet alleen ik, maar ook Dochters vinden het best lastig, dat uithuisvlieggedoe. Beide Dochters hebben al op veel plekken gewoond, dus daar ligt het niet aan. Al vanaf hun 18e wonen ze zelfstandig, in Utrecht, Wageningen, Leuven en Gent, ze verbleven in Australië, op Borneo, Mauritius en in Afrika en woonden op de Seychellen, Curaçao en op Texel. We zijn er dus wel aan gewend dat ze niet meer fulltime thuis wonen. Maar dit voelt toch héél anders. Want altijd hadden ze hier nog hun eigen plek. Hun eigen slaapkamer met hun eigen spullen. En dat dat nu verandert, is voor mij én voor de dochters zelf best een heftig besef. Ik vraag me dan ook af waarom we wel het legenestsyndroom kennen, maar niet het uitvliegsyndroom. Want ook de dochters vinden het best wel dubbel. Natuurlijk zijn ze blij met hun eigen stekje. Maar ze zeggen ook dat ze zich een soort van schuldig en ondankbaar voelen, alsof ze hun ouders de rug toekeren. Ik zeg dat dat niet nodig is, dat het de loop van het leven is, dat ze vijfentwintig zijn en dus de leeftijd hebben, dat het goed is dat ze nu hun eigen weg gaan. Maar het gevoel blijft. En ze maken zich zorgen om het legenestgedoe van hun moeder. Ze appen, of ze langs zullen komen, of ze zullen komen lunchen, of ik misschien mee wil naar het tuincentrum of naar de bouwmarkt. Je ziet weleens in films dat volwassenen terugkeren naar hun roots, en dat dan hun slaapkamer nog precies zo is als toen ze jaren geleden het huis uitgingen. Dat gaat hier helaas niet gebeuren. Iedere keer wanneer hier iemand het huis uitgaat wordt zijn domein meteen ingenomen. In dit geval wordt de ene slaapkamer inloopkast (kan eindelijk die kledingkast weg van onze toch al krappe slaapkamer), en de andere wordt logeerkamer (hoeft het bedje van Kleindochter niet meer naast ons bed te staan en kan ik weer gewoon bij mijn schoenen). Voorlopig zijn de dochters wel al het huis uit, maar hun spullen nog niet. Dat vinden we niet erg, want dan moeten ze vooral nog vaak terugkomen om weer wat op te halen. Maar het is wel wennen. Ik mis hun verhalen, hun gezelligheid, de ontbijtjes, lunches en wat-eten-we-vandaag en zullen-we-een-spelletje-doen. Ik mis gewoon hun aanwezigheid. Maar gelukkig wonen ze vlakbij. Ik ben blij en dankbaar dat het geen Australië of ander ver weg tropisch oord is geworden. Met zijn allen in een straal van nog geen tien kilometer: ik tel mijn zegeningen. Het komt wel goed met ons, we gaan gewoon genieten van een nieuwe fase in ons leven. Met onze kids in ons hart altijd bij ons. Dát is gelukkig niet veranderd. En o ja, ik heb ook nog mijn hond. Die gaat nooit op zichzelf wonen. Wat een heerlijke gedachte. J