Hij is er weer, de Sint. En dus zitten wij met onze volwassen kinderen op de bank de intocht te kijken. Erbij: worstenbroodjes en warme chocomel met slagroom. We wachten op dat éne moment. Dat gelukzalige moment waarop de Sint ein-de-lijk bevestigt: “En vanavond mogen jullie allemaal je schoen zetten.” Dan wordt uit alle hoeken en gaten hier in huis schoeisel bij elkaar geraapt en er wordt bij verteld voor wie die specifieke schoen is bedoeld. Dat Piet het maar weet. Op de een of andere manier gaan mijn kinderen er vanuit dat die schoenen hoe dan ook worden gevuld. Er wordt ook niks gevráágd, er wordt enkel medegedeeld. Zo kan er op een gewone dag ergens tussen de intocht en pakjesavond in opeens worden uitgeroepen: “Vanavond zet ik mijn schoen!” En dat keer vijf, of zes, of meer, want via whatsapp wordt heel snel beklonken dat er ook voor elkaar schoenen worden gezet. Fysiek aanwezig zijn is helemaal niet meer nodig in dit huis. In rap tempo staat er een hele rij uitgestald voor de schuifpui. Voor Piet is het geen optie om die schoenen te negeren. Ook niet als de zak van sinterklaas intussen gewoon leeg is. Piet lost het wel op. Maar soms komt de mededeling op een tijdstip dat er niet veel meer (lees: niks) aan opgelost kan worden. ’s Avonds laat bijvoorbeeld. Als alle winkels, benzinepompen en snackbarren allang dicht zijn. En zo kan het gebeuren dat onze kinderen soms minder gangbare cadeautjes in hun schoen vinden. Een pot pindakaas of nutella. Of een pak hagelslag. Onze kinderen staan nergens van te kijken. Dat komt omdat wij in al die jaren ook best vaak bezocht zijn door best wel rare pieten. Vaak kwam Turnpiet langs. Die maakte van de hele benedenverdieping een soort trimbaan. ’s Ochtends lagen alle stoelen op de kop, van de tafel en stoelen was een glijbaan gemaakt en kussens van de bank lagen als workout-items verspreid door de hele kamer. Rommelpiet was nog een graadje erger. Die kiepte gerust alle prullenbakken om midden in de kamer. Zette de afwas op de bank. Of haalde goedgemutst de kasten leeg. De Pieten die bij ons langskwamen konden niet zo goed Nederlands. Dat zeg ik niet om bepaalde groeperingen (analfabeten, dyslecten, Nieuwe Nederlanders) te beledigen. Ik denk zelf dat het komt omdat Piet nu eenmaal uit Spanje komt. En omdat Nederlands nu eenmaal een moeilijke taal is. Piet liet vaak briefjes bij ons achter. “Liefe kiender, joelie zijn heel lief. De taart was leker (en op, bleek bij nadere inspectie van de koelkast). Heel feel groetjus fan Swarte Piet”. Die ondertekening kan nu niet meer, denk ik. Piet moet dan eerst goed naar zichzelf kijken. Om dan vervolgens te ondertekenen met Blauwe Piet, Groene Piet, Witte Piet of Roetveegpiet. Ik ben benieuwd of dat Nederlands er dan ook op vooruit gaat. Hoe dan ook: de Pieten die bij ons langskomen zijn slim genoeg, ook toen ze nog gewoon zwart waren. Want altijd, echt altijd weten ze die schoenen te vullen. Hoe ze dat klaarspelen? Geen idee. Ik maak me er niet druk om. En onze kinderen al helemáál niet.